(advertentie)
(advertentie)
(advertentie)

De strijd om bevrijding van cannabis wordt op veel fronten gestreden. Een vaak onderschat front is dat van de taal. Laten we daarom de term ‘recreatief gebruik’ bij het grof vuil zetten. Aldus de voorzitter van het Verbond voor Opheffing van het Cannabisverbod…

Godsgeschenk

Een beetje cannabist kent de achtergronden en de geschiedenis van het woord ‘marijuana’, of op zijn Nederlands: marihuana. In de jaren dertig van de vorige eeuw was Maria Juana of mariguana een codenaam die sommige Mexicanen gebruikten voor cannabis. Voor de beruchte Harry J. Anslinger, die in 1930 de eerste directeur werd van het Federal Bureau of Narcotics (de latere DEA) was het exotische en vreemd klinkende woord een Godsgeschenk.

In zijn uitzinnige campagne tegen ‘the devil’s weed’ verving hij de bekende woorden hemp (hennep) en cannabis standaard door marijuana.

Propagandatruc

Met succes wekte Anslinger zo de indruk dat het hier om een nieuw en buitenlands gevaar ging, meegebracht door onbetrouwbare Mexicaanse gastarbeiders en niet om een plant die toen al ruim 150 jaar verbouwd werd in Amerika. De door en door racistische Anslinger claimde niet alleen dat je van cannabis moordneigingen krijgt en krankzinnig wordt, maar ook dat ”reefer makes darkies think they’re as good as white men”.

Dat Anslinger’s propagandatruc nog steeds doorwerkt blijkt uit de vele Nederlandse artikelen over legalisering van cannabis in de VS en andere buitenlanden, waarin het woord ‘marihuana’ wordt gebruikt in plaats van wiet of cannabis. Terwijl ik de eerste cannabisliefhebber nog moet tegenkomen die vertelt dat hij laatst zo’n lekkere marihuana heeft gerookt. Of dat zijn marihuanaplanten in de tuin als een speer gaan.

Woordkeuze

Wie marihuana opzoekt in de Dikke van Dale, ziet dat dit woord pas sinds 1950 in ons land wordt gebruikt; precies de tijd dat de eerste sensatieverhalen over cannabis in onze kranten verschenen. Verhalen die vooral waren gebaseerd op Amerikaanse bronnen, walmend van de reefer madness.

Woordkeuze beïnvloedt de lezer of toehoorder, vaak onbewust. Waarom is cannabisgebruik een normale uitdrukking maar biergebruik of wijngebruik niet? Waarom wordt een cannabisconsument vrijwel altijd een “blower” genoemd, een woord met een inmiddels negatieve en denigrerende lading?

Dat Anslinger’s propagandatruc nog steeds doorwerkt blijkt uit de vele Nederlandse artikelen over legalisering waarin het woord ‘marihuana’ wordt gebruikt in plaats van wiet of cannabis

Binnen het VOC zijn we vanaf dag één gespitst op zorgvuldig taalgebruik. Niet voor niets dragen we het woord cannabis in onze naam, niet wiet. De Latijnse / wetenschappelijke naam van de plant heeft gelukkig nog steeds een neutrale connotatie. We vermijden zoveel mogelijk de woorden cannabisgebruik en blowen en geven de voorkeur aan cannabis consumeren en cannabisconsumptie.

Nonsens

Een serie tweets van de Canadese cannabis activist Dana Larsen deed me deze week inzien dat ook de term ‘recreatief gebruik’ eigenlijk grote flauwekul is. Ik vertaal zijn tweets in het Nederlands:

“Het hele ‘medicinale’ versus ‘recreatieve’ gebruik van cannabis is nonsens. Hoe zit het met ‘spiritueel gebruik’, ‘sociaal gebruik’, ‘artistiek gebruik’..? Hoe zit het met ‘preventief medicijn’ – cannabis gebruiken om gezond te blijven? Is dat medicinaal of recreatief? Daarom probeer ik om de term “persoonlijk gebruik” te gebruiken als ik over cannabis praat. ‘Recreatief gebruik’ is trivialiserend, doet het onbelangrijk lijken.”

Spijker op zijn kop

De spijker op zijn kop, wat mij betreft. Waarbij ik nog wil aantekenen dat het Engelse woord ‘use’ geen negatieve connotatie heeft zoals ons woord ‘gebruik’. Consumptie is dus beter – want neutraler – dan gebruik. Kortom: Weg met recreatief gebruik, leve de persoonlijke consumptie!

(advertentie)