(advertentie)
(advertentie)
(advertentie)

Def P zit nog steeds in Ulan Batar. Met dikke papiergeldpakken op zak en vieze kinderen om zich heen loopt het uit op een confrontatie tussen Hollands bruidspaar en Mongoolse straatkinderen. In de autobiografische flashback kijkt hij terug op de licht ontsporende vakanties onder de Spaanse zon.

Woensdag 26 mei – Ulan Batar

DSC_1221‘Wat heerlijk om een ochtendje rustig aan te doen’ zegt Fens. ‘Het lijkt zo bijna een normale vakantie!’ ‘Eerst uitslapen en daarna een beetje film kijken in bed’ zegt ze terwijl ik ondertussen de kaart van de stad bestudeer. We besluiten om onze laatste dag in deze stad te besteden aan het bezoeken van de Grote Gouden Boeddha. Op de route daar naartoe ligt ook de Departmentstore, het grote warenhuis van Ulan Batar. ‘We komen er zo’n beetje langs, dus laten we die even meepakken’ zeg ik. We kijken er een uurtje rond. Het is eigenlijk niet veel anders dan de westerse warenhuizen die we gewend zijn. Wat me echter wel verbaast is dat een arm land als Mongolië dezelfde prijzen hanteert als bij ons. Dit onderstreept maar weer eens het grote verschil tussen arm en rijk dat hier heerst. Ik moet bijvoorbeeld een paar nieuwe onderbroeken kopen en die zijn hier omgerekend 20 euro per stuk. ‘In Mongolië! Kun je dat geloven?’ Zowat recht voor de deur staat er op straat een vrouwtje met een klein kraampje waar onderbroeken van dezelfde kwaliteit 50 cent per stuk kosten. Geen moeilijke keuze. ‘Doe er maar een paar.’ Ik blij, zij blij. Ik gun het zo’n vrouwtje veel meer dan zo’n decadent warenhuis.

Dik pak papiergeld 

Met een zak vol nieuwe onderbroeken lopen we door naar het Gandan Tegchenling tempelcomplex. Dat is een verzameling Boeddhistische tempels met een universiteit en een winkel er bij. Een schitterend complex en zeer de moeite waard. We hebben vandaag ons geld gesorteerd en dat komt bij de ingang mooi van pas. Het Mongoolse geld is zo weinig waard dat je als toerist al gauw met een heel dik pak papiergeld rondloopt. Zo’n flap is qua waarde te vergelijken met onze stuivers en dubbeltjes. Voor het klooster staan een meisje en een jongetje duivenvoer te verkopen. Allebei piepjong en straatarm. Ze proberen het ook bij ons, maar ik wil geen duiven voeren. Zonder het duivenvoer aan te pakken geef ik ze allebei een heel dik pak met papiergeld en zie meteen twee blij verraste gezichtjes. Fens en ik geven in arme landen meestal leuke fooien weg en het is soms te merken dat de mensen in Mongolië dat niet gewend zijn. We kopen twee entreekaartjes. Normaal geef ik geen stuiver uit aan welke geloofsinstantie dan ook, maar voor het Boeddhisme maak ik graag een uitzondering. We kijken onze ogen uit in het sfeervolle complex. Vooral de grote gouden Boeddha is echt indrukwekkend om van dichtbij te zien. Zo’n tempel is van binnen vaak net een sprookjeswereld.

De kinderen zijn supersmerig en hun handen zijn pikzwart. Onze kleren zitten meteen onder de vieze vlekken van deze aanval

DSC_1214Na een goed avondmaal bij de plaatselijke Japanner maken we ‘s avonds een laatste wandeling door de stad. Opeens worden we benaderd door twee zwerfkinderen. Hoewel benaderd, zeg maar gerust aangevallen! Het meisje klampt zich stevig aan Fenske vast en het jongetje gaat op de grond zitten en klemt zijn handen en voeten om mijn rechterbeen heen. De kinderen zijn supersmerig en hun handen zijn pikzwart. Onze kleren zitten meteen onder de vieze vlekken van deze aanval. Fenske roept en gebaart dat het meisje haar los moet laten, maar ze wordt overstemd door de kinderstemmen die keihard ‘Money! Money!’ gillen. Ik gebaar nu ook dat ze ons los moeten laten, maar ze blijven vasthouden en doordrammen. ‘Money! Money!’ Met mijn vrije been neem ik een grote stap terwijl het jongetje als een aapje om mijn been blijft hangen. Bij mijn tweede stap vliegt het ventje door de lucht en land met een lenige koprol op de straat. Als een kat springt hij weer op en begint vechtbewegingen naar me te maken. ‘Go away!’ probeer ik in het Engels.

‘Kom, we vluchten die winkel in!’ roept Fens. We rukken ons los en zetten het op een lopen. Helaas komen de koters keihard jengelend achter ons aangerend. ‘Money! Money!’ De Mongoolse vrouw van de winkel heeft er gelukkig ook geen zin in en stuurt de kinderen mopperend weg. Het hoort er allemaal een beetje bij met arme landen, maar zo hardnekkig als dit stel boefjes hebben we het in Mongolië nog niet meegemaakt. Soms is het best moeilijk om te bepalen hoe je op dit soort dingen moet reageren. Je wilt wel vriendelijk zijn en de armen helpen, maar je wilt geen opdringerig en irritant gedrag belonen. Als ze het gewoon hadden gevraagd hadden ze best wat “money” kunnen krijgen. Maar dit? In ieder geval is in een vreemd land een kind van je afslaan geen verstandige oplossing. Je blijft toch een kuttoerist. Of zoals de Spanjaarden zeggen een “giri”.

GIRI’S

Lang geleden, toen het Spaanse dorp Salou nog niet zo hip was als bij de “Costageneratie”, was ik daar met een grote groep vrienden op vakantie. Allemaal gajes uit Amsterdam, waarvan de helft toevallig een aardig mondje Spaans kon mee ouwehoeren. Het duurde daarom niet lang voordat we buiten de camping ook contact hadden met de plaatselijke bevolking. Het vreemde was dat ze ons dingen toevertrouwden die ze normaal niet vertellen aan toeristen. Bijvoorbeeld dat ze eigenlijk een schurfthekel aan toeristen hebben. Omdat wij Spaans lulden zagen ze ons niet als de doorsnee toeristen denk ik. We leerden er zelfs nieuwe woorden door. Zo hadden ze een plaatselijk scheldwoord voor toeristen: “giri’s”. Dit gebruikten de Spanjaarden daar onderling als ze zeer minachtend over toeristen spraken.

Pleurisdorp

chiWij begonnen dit woord onderling ook voor de grap te gebruiken en hadden het er ’s avonds over. ‘Ze doen er wel lekker minachtend over, maar ondertussen teert dit hele pleurisdorp wel op toerisme’ was de algemene mening. Zo ontstond het plan om diezelfde nacht nog een piece te maken op een mooie witte muur in het dorp. We gingen eerst wat indrinken (met de spuitbussen al op zak) en daarna zouden we de leus “sin giri’s no trabajo!” op de muur spuiten. Dat betekende zoiets als “zonder kuttoeristen geen werk!” Wij vonden dit een leuke grap en we hadden er de hele avond al voorpret over.

De Guardia Civil (een soort bloedfanatieke Spaanse Nazismerissen die je toen nog had) maakten geen grappen. Eerst slaan en dan vragen stellen was hun credo

Op het moment dat we deze piece aan het zetten waren hadden we waarschijnlijk zo veel lol dat een paar omwonenden ons hoorden en de politie hadden gebeld. En ik kan je verzekeren dat de Guardia Civil (een soort bloedfanatieke Spaanse Nazismerissen die je toen nog had) geen grappen maakten. Eerst slaan en dan vragen stellen was hun credo. We doken met zijn allen in de bosjes om ons te verstoppen. Overal zagen we zaklantaarns schijnen, hoorden we autodeuren open en dicht gaan, voetstappen stampen en na een tijdje zelfs honden blaffen! We werden nu toch wel een beetje zenuwachtig. Mario begon van de zenuwen te lachen. Iedereen die vlakbij Mario lag siste dat hij zijn bek moest houden, maar het leek of dat zijn pret alleen maar verhoogde. Die mafkees leek hier echt lol in te hebben. Gelukkig hoorde de Guardia Civil ons niet fluisteren en lieten ze de honden niet los. Die zouden ons anders in een snuffel en een huppel gevonden hebben. Om ons daarna vakkundig te perforeren. De hele ploeg wetsdienaars verdween en een paar minuten later stonden we weer opgelucht op onze benen. De piece werd snel afgeraffeld. Nog snel wat Amsterdamse kruizen er onder gezet en toen smeerden we hem.

Heilig boontje

De volgende dag speelde iedereen heilig boontje. We realiseerden ons dat we daar rond liepen als de enige Spaans sprekende Amsterdamse giri’s met allerlei tattoos van Amsterdam en Ajax op het blote lijf. Om nog maar te zwijgen over de verf op onze vingertoppen. De piece was onder de Spanjaarden het gesprek van de dag en wij waren toch wel een beetje verdacht. Sorry hoor, giri’s blijven giri’s.

Volgende keer in Def P ‘Heen en Onweer’: Peking Express + JORST

(advertentie)