- Buitenwiet test ’24 update #25: croptober eist haar tol
- Stoppen met roken maar toch wiet inhaleren? Aan de vaporizer!
- De bloeiperiode van wiet: tel je vanaf 12/12 of de eerste bloeiharen?
- Buitenwietseizoen 2024 met Gefjon Grow (deel #15)
- Het verschil tussen natuurlijke & kunstmatige voeding (bio vs. mineraal)
- 9 werkende kweekmethodes voor meer wiet
Def P – ‘Heen en Onweer’ – deel 31
Terug van een korte pauze: Def P met zijn verslag van een wereldhuwelijksreis per trein. Samen met zijn bruid verblijft hij op het hoogste punt van de trip, de Tibetaanse hoofdstad Lhasa. Plus de gebruikelijke autobiografische flashback, met dit keer een hilarisch relaas over het bootje in de grachten dat er zo nodig moest komen…
Vrijdag 4 juni – Lhasa
Ik lig veel te vroeg wakker door een paar rare dromen. Het leek wel een waarschuwing. Het kwam er op neer dat ik heel voorzichtig moet zijn in een vreemde omgeving als deze. Iemand als ik, met een voorkeur voor maffe grappen of gewoon zeggen waar het op staat, kan hier serieus gevaar lopen. Vandaag is onze eerste hele dag in het bezette Lhasa en het is vanaf het ontbijt al meteen spannend. We proberen stiekem wat foto’s te maken van ons uitzicht terwijl er elke twee minuten een ploeg soldaten voorbij marcheert. Na het ontbijt lopen we naar buiten en daar zien we Dorjee al op ons wachten. Hij gaat ons meenemen naar onze eerste Tibetaanse tempel. Het wordt de Jokhang Tempel in het centrum, op loopafstand van ons hotel. Toch wel bijzonder, zo’n eerste wandeling door Lhasa. Overal worden we aangekeken door nieuwsgierige Tibetanen en wantrouwige Chinese soldaten. Een bevreemdende situatie die een onbeschrijfelijke sfeer geeft. Ik ken natuurlijk de verhalen wel van oude mensen die me vertelden over Nederland tijdens de bezetting in de tweede wereldoorlog, maar het is toch echt wel een andere ervaring om het hier aan den lijve te ondervinden. Ik vind het spannend en treurig tegelijk. Hier besef je hoe waardevol het is om een Europees paspoort te hebben waarmee je straks weer terug kan naar de vrijheid van ons eigen veilige landje.
Prachtige tempel
‘Here it is!’ We komen aan bij de Jokhang Tempel waar honderden Tibetanen in de rij staan om binnen hun gebedje te doen. Omdat wij niet komen om te bidden mogen we deze rij overslaan. Heel relaxed, maar ook een beetje vreemd. Eenmaal binnen zien we een prachtige tempel vol Boeddhabeelden, kaarsen, kleden, pilaren, bloemen en allerlei typisch Tibetaanse versieringen. Een grote groep monniken is net aan het mediteren en het voelt speciaal om dit wereldberoemde ritueel eens in het echt te mogen meemaken. Ik krijg alleen een extreme loopneus van de hoeveelheid wierrook en boterkaarsen die hier binnen branden. De tempel is erg stoffig en er hangt een hele specifieke geur die kennelijk hoort bij dit soort tempels. Ik loop te snotteren als een kwijlende hond en mijn ogen zijn vuurrood. Er is in de hele tempel geen westerse toerist te bekennen en veel Tibetanen kijken nogal verrast op van onze verschijning. Toch merken we aan de reacties dat we hier gewoon welkom zijn en niet als irritante pottenkijkers worden beschouwd. Veel mensen glimlachen naar ons of knikken vriendelijk als we voorbij lopen. Maar de meeste Tibetanen hebben het eigenlijk veel te druk met een serieus potje bidden om ons überhaupt op te merken.
Vrij rondlopen
Nu we de regels kennen mogen we zelf een beetje vrij rondlopen door de stad. Vanmiddag gaat Dorjee ons weer ergens mee naar binnen nemen, maar nu zijn we voor het eerst met zijn tweeën in Lhasa. Toch wel een aparte belevenis. We gaan ergens wat drinken en het bestellen gaat makkelijker dan ik dacht. Na een paar uur zien we Dorjee weer en pakken we een taxi naar het Sera Klooster aan de rand van de stad. Ook dit is weer een geweldige ervaring. We betreden een zeer grote tempel en lopen binnendoor van de ene naar de andere kant. Omdat we daarbij een lange wandeltocht maken door allerlei verschillende ruimtes lijkt het een soort oosterse Eftelingtocht. Maar dan in het echt. Overal zien we enorme Boeddhabeelden, vlaggen, gebedsbankjes en prachtig houtsnijwerk. En dit terwijl we de meest vreemde geuren ruiken in een schemerig verlichte sprookjessfeer. We komen buiten op een soort binnenplaats uit waar net een bijzonder ritueel aan de gang is. Tientallen Tibetaanse monniken in donkerrode gewaden doen een eeuwenoud vraag en antwoordspel, waarbij de vragende monniken staan en de antwoordende monniken zitten. De vragen zijn daarbij een soort uitdagingen die met een luide handklap richting de zittende kracht bij wordt gezet. Als de zittende het antwoord weet klapt deze hard terug en geeft het antwoord. Na een tijdje wisselen ze de boel om en gaan de vragenstellers zitten. Het is een erg vermakelijk schouwspel, vooral omdat we zien dat de monniken er zelf ook lol in hebben.
Dorjee fluistert ons toe dat ze dit ritueel vroeger uitsluitend privé deden, maar dat de Chinese regering de monniken heeft gedwongen om het in het openbaar te doen als een soort toeristische trekpleister
Er komen een paar Chinese gidsen bij staan met ieder een ploegje mensen bij zich. Al gauw staat het binnenpleintje vol met toeristen. Dit zijn vooral luidruchtige Chinezen met grote flitsende camera’s. Dorjee fluistert ons toe dat ze dit ritueel vroeger uitsluitend privé deden, maar dat de Chinese regering de monniken heeft gedwongen om het in het openbaar te doen als een soort toeristische trekpleister. Nu hij dit gezegd heeft voelen we ons opeens een stuk minder op ons gemak. Ik voel me nu een soort ongewenste gluurder en ik merk dat Fenske ook liever weggaat. Op hetzelfde moment komt er een grote groep Chinese monniken bij staan in bruine gewaden. Ik herken ze omdat deze hele ploeg ook al bij ons in de trein zat. In schril contrast met de straatarme Tibetaanse monniken lopen deze Chinese monniken allemaal met dure camera’s, telefoons en i pods rond. Terwijl de “gewone” toeristen in ieder geval nog het fatsoen tonen om het ritueel vanaf de kant van het pleintje te bekijken, stampt de grote groep weldoorvoede Chinese monniken dwars door het tafereel heen. Lachend, luid pratend en foto’s makend, alsof ze door Disneyland lopen en naar bewegende poppen kijken. Onze bek valt open van zoveel minachting. Misschien denken ze dat zij dit als een soort collega’s wel kunnen flikken, maar de blikken van de onderdrukte Tibetaanse monniken tonen ingehouden boosheid, ergernis, pijn en verdriet. ‘Ik vind het nu echt niet leuk meer’ zegt Fenske. ‘Laten we zo snel mogelijk weer buiten de muren van dit pleintje gaan staan’ zeg ik. Zelfs binnen dit prachtige kloostercomplex ontkomen we niet aan de harde realiteit van het bezette Tibet. Het is een nare gewaarwording. ‘Let’s go’ zeg ik tegen Dorjee. Hij waardeert het dat we uit respect voor de monniken naar buiten wilden. Hij stelt voor om ons mee te nemen naar een terras waar alleen Tibetanen komen om daar hun “sweet tea” te drinken.
Geen Chinees te bekennen
Op het terras laat Dorjee een grote pot thee brengen waar een soort boter en suiker doorheen zit. Ik vind het heerlijk. Elke keer als ik mijn glas leeg heb schenkt hij die meteen weer vol. Er hangt een vredige sfeer hier en er is geen Chinees te bekennen. Op een gedempte toon houden we een lang en boeiend gesprek over de politieke situatie van Tibet. Dorjee vertelt ons een aantal heftige verhalen. Bijvoorbeeld hoe hij ooit met gevaar voor eigen leven via de bergen van Nepal over de grens was gevlucht naar India. Dat deed hij om de Dalai Lama te ontmoeten. Hij vertelt ons hoe blij hij was toen dat lukte en hoe zijn leven in India toen was. Hij vertelt ook hoe hij terug in Tibet gevangen werd genomen en hoe ze hem hier hebben mishandeld. En hoeveel bizarre dingen hij al mee heeft gemaakt als gids. Hoe heftig er gevochten is tijdens de demonstraties en hoeveel vrienden hij daardoor verloren heeft. Ook vertelt hij over vrienden die ”verhoord” zouden worden en nooit meer terugkwamen. En over hoe zijn zieke moeder de enige reden voor hem is om niet weer een vluchtpoging te ondernemen, hoe moeilijk dat ook is. Af en toe staan de tranen in zijn ogen die hij dan snel weer weg probeert te lachen met een grapje. We merken dat hij het zwaar heeft.
Straatbeeld Lhasa
Door zijn verhalen denk ik aan het straatbeeld van Lhasa. Het is inderdaad opvallend dat je hier vrijwel geen Tibetaanse mannen ziet tussen de 20 en de 30. Er zijn hele delen van Lhasa waar toeristen niet mogen komen omdat daar legerbasissen zitten. Waarschijnlijk zitten een hoop Tibetaanse mannen daar gevangen en mag niemand dat zien. Gelukkig kunnen we hem een klein beetje opvrolijken met onze visie op Tibet, waar hij erg nieuwsgierig naar is. De Tibetanen hebben hier totaal geen vrije toegang tot informatie, dus ze horen niet veel meningen van buitenaf. Ze geloven niets van de Chinese propaganda, maar mogen er geen mening over geven. Ik vertel dat de meeste westerse mensen Tibet als een land zien en achter de Tibetanen staan. Daar knapt Dorjee weer een beetje op. Alleen een oplossing lijkt helaas nog heel ver. China is te groot en te machtig om eventjes aan de kant te schuiven. Maar het voelt blijkbaar toch goed om te weten dat een groot deel van de wereld achter je staat.
‘Wat een gore tent is dit zeg! Ik heb in Amsterdam wel eens zwervers gezien die schoner zijn dan de kok en de bediendes hier’ zeg ik verbaasd
We proberen om “echt Tibetaans” te eten bij een vegetarisch restaurant waar veel monniken komen. ‘Misschien hadden we dit beter niet kunnen doen’ zegt Fens zachtjes. ‘Wat een gore tent is dit zeg! Ik heb in Amsterdam wel eens zwervers gezien die schoner zijn dan de kok en de bediendes hier’ zeg ik verbaasd. Fens schiet in de lach. ‘Zonder overdrijven, dit is echt smerig.’ Met pikzwarte handen zetten twee piepjonge meisjes ons een bord gore bagger voor. Uit beleefdheid nemen we een paar hapjes. ‘We leggen ons geld neer en lopen snel weg’ zegt Fens. ‘We worden door iedereen aangekeken alsof we net uit een vliegende schotel zijn gestapt’ zeg ik. De meisjes met de zwarte handen staan de hele tijd te giechelen om ons.
Bedelaars op de markt
‘Later!’ zeg ik en trek de deur achter ons dicht. ‘Laten we weer naar het hotel teruggaan’ zegt Fens. We lopen over een markt waar overal bedelaars zitten. Een trieste bedoening. Bij onze hotelbar spoel ik de vieze smaak uit mijn mond met een fles Lhasabier. Dat zijn flessen van zo’n 7 deciliter, dus daar ben ik wel eventjes zoet mee. Op de hotelkamer doe ik al mijn sokken in een handwas en daarna schrijf ik tot in de nacht. Alle indrukken ter plekke verwerken. Eigenlijk hebben we tot nu toe best wel mazzel gehad met het verloop van onze trip. Geen ziektes, diefstallen, verliezen, arrestaties of wat dan ook. De reis zelf verloopt ook nog steeds volgens schema. Misschien is het ons gegund. Laten we het hopen. Zo heb ik bijvoorbeeld ook wel eens een bootje gehad waarbij werkelijk alles tegen zat. Een waar doemscenario!
FLASHBACK – ‘BOOTJE DER VERDOEMENIS’
Het begon allemaal met mijn 30-ste verjaardag. Mijn vriendin wou me verassen met een bootje, dus ze had al mijn vrienden en familie van te voren gevraagd om geld cadeau te geven. Zo kon zij dat bij elkaar leggen en zien wat er te regelen viel. Toen mijn verjaardag naderde had ze zo’n 600 gulden opgehaald en wat bootadvertenties gecheckt. Om dat ik nou niet bepaald een “onderhoudend” type ben viel de keuze op een tweedehands polyester bootje dat we voor slechts 300 gulden konden ophalen. We kregen zelfs nog wat van die prijs af toen bleek dat we hem letterlijk (half gezonken) uit de plomp moesten trekken. We moesten er allerlei schimmels, mossen, algen, slakken, kikkers en andere glibberige waterbeesten uit verwijderen. Het bootje was niet lek, maar het drijfschuim in de romp was vol met water gezogen. Dat moesten we er nog allemaal uit bikken. Voordat ik het wist stond ik een boot te schrobben, schuren, lakken, schilderen, zagen, timmeren en ga zo maar een paar weken door. Dat was dus mijn “cadeau”. Niet echt wat ik in gedachten had onder het kopje “Ontspannen door de Amsterdamse grachten varen”.
Tweedehands motortje
Maar eerlijk is eerlijk, hard werken loont. Mede dankzij haar vader werd het een prachtig bootje. Ik dacht, makkelijk als ik ben, van mijn overige 300 gulden een tweedehands motortje te kopen. Maar omdat haar vader nogal perfectionistisch is en grondig te werk wou gaan, ging er alleen al aan hout, verf, lak en ijzerwaren voor zo’n 500 piek in de boot zitten. Hoe dan ook, ik had voor 800 piek een bootje dat zo goed als nieuw was. Na een hoop advertenties gecheckt te hebben vonden we voor 300 gulden een goede tweedehands buitenboordmotor. Nu alleen nog een vergunning aanvragen. Dat ging gelukkig vrij makkelijk en de prijs viel mee. Ik mocht voor 100 gulden per jaar het bootje in de gracht laten dobberen. Dus met de financiële eindstand op zo’n 1200 gulden kon ik na weken van noeste arbeid en geregel eindelijk gaan varen.
Vrienden waren ineens niet meer zo happig om mee te varen. Terwijl ik nu juist werd geconfronteerd met het fenomeen “hozen”. Het regende zo hard en vaak dat ik nu elke week het bootje moest checken
Het werd een prachtige zomer en we hebben een paar schitterende tochtjes met het bootje gemaakt. Ik was meteen een stuk populairder onder mijn eigen vrienden en kennissen, want iedereen wou wel mee over de grachten varen. Ik kreeg ook van iedereen complimentjes van ‘Goh, wat leuk zo’n bootje en wat ziet hij er goed uit!’ Zij zagen alleen de leuke kant van het verhaal. ‘Niet onderschatten hoe veel werk er in zit hoor, en dan heb ik het nog niet eens over het dorstige karakter van de motor!’
Koude natte herfst
Er brak een koude en natte herfst aan. Vrienden waren ineens niet meer zo happig om mee te varen. Terwijl ik nu juist werd geconfronteerd met het fenomeen “hozen”. Het regende zo hard en vaak dat ik nu elke week het bootje moest checken. Meestal stond hij dan al behoorlijk vol met water. Ik moest dan telkens met halsbrekende toeren op de rand van de boot klimmen om deze vanaf het bankje met een emmertje leeg te hozen. Dit was noodzakelijk omdat we al het natte drijfschuim (dat toch niet meer functioneerde) er uit hadden gesloopt. Onder het glibberige slijk van de kade sta je dan in de stromende regen te ploeteren met een emmertje. In plaats van vrienden die zeiden: ‘Leuk zo’n bootje’ riepen voorbijgangers nu vanaf de brug lachend: ‘Wat een ellende zo’n bootje!’.
Allerlei nieuwe ellende
Ik werd steeds minder fanatiek en besloot het hoosritueel voortaan om de week te doen. Dit werd echter meteen afgestraft, want toen ik na twee weken van strenge herfstbuien weer eens ging kijken was het bootje met motor en al gezonken! Evenals de moed in mijn schoenen. Door het troebele grachtenwater kon ik nog net mijn honderden guldens aan gelakt hardhout op de bodem zien glimmen. Met grote tegenzin moest ik nu mensen gaan optrommelen om hem weer boven water te krijgen. Ik begon met de vrienden die al mee hadden gevaren op mijn tochtjes, maar die hadden het opeens allemaal druk met kutsmoesjes. Uiteindelijk belde ik mijn neef. Ik dacht eerst dat het nooit zou lukken met zijn tweeën, maar dat viel gelukkig mee. Het leek mij wel slim om de buitenboordmotor los te koppelen, deze te laten drogen en daarna naar een reparateur te brengen. Fout! De reparateur zei dat ik hem beter nog nat had kunnen brengen, want nu was alles van binnen juist vastgeroest. Dat werd voor het nieuwe seizoen dus weer op zoek gaan naar een geschikte tweedehands motor. Ik zal je alle vermoeiende details besparen, maar het volgende seizoen hadden we na veel gedoe (en voor een meier of drie) weer een nieuwe tweedehands motor. Nagekeken en wel door een erkende reparateur. Wat het begin had moeten zijn van een mooie tijd van onbezorgd varen werd het begin van allerlei nieuwe ellende.
Vervelende ruzies
Tijdens een kort vaartochtje liep de motor vast en was het kreng met geen mogelijkheid meer te starten. Zeker niet toen ik bij mijn laatste poging in al mijn woede het startkoord brak. Weer moest de motor naar een reparateur. Na een dure reparatie konden we weer eventjes varen en weer liep dat tyfusding tijdens een tochtje sputterend en stinkend vast. Weer deed ik allerlei pogingen dat kreng opnieuw te starten en weer brak dat verdomde startkoord af! Ik had er nu echt mijn buik van vol. Ik moest er niet aan denken om weer naar een reparateur te gaan, want aangezien wij zelf geen auto hadden was dat elke keer weer een hoop geregel. En omdat ik niet graag andere mensen voor mijn karretje span besloot ik de motor maar weer af te koppelen en in de box te zetten. Het was ondertussen toch alweer bijna herfst, dus het seizoen van regenwater uit de boot hozen brak weer aan. Omdat ik er geen lol meer in had dacht ik er serieus over om het bootje te verkopen. Alleen mijn vriendin, die ook een beetje tijd in het bootje had gestoken, was het hier niet mee eens. Het verdomde bootje begon nu zelfs al de oorzaak van vervelende ruzies te worden.
Toen de zomer daarop de motor weer eens vast liep was mijn geduld op. Ik was vastberaden het verdoemde bootje te verkopen. Ruzie of niet
Om mij koest te houden stelde mijn vriendin voor om zelf de reparatie en het vervoer te regelen. Ze ging haar vader vragen of hij iets kon verzinnen tegen het steeds terugkerende probleem van het vollopen. De motor werd weer gemaakt en haar vader knutselde een prachtig tentsysteem van zeil in elkaar. Dit hing als een soort puntdakje over de boot. Het lullige was alleen dat we nu zowel een natte als stormachtige herfst kregen. In plaats van het wekelijkse hozen kon ik nu om de dag de omgewaaide tent weer opbouwen en evengoed nog hozen. Toen de zomer daarop de motor weer eens vast liep was mijn geduld op. Ik was vastberaden het verdoemde bootje te verkopen. Ruzie of niet. Omdat mijn vriendin weet hoe vastberaden ik kan zijn, zag ze maar één mogelijkheid om het bootje toch te behouden. Ze kocht het zelf. Maar dan natuurlijk wel voor een “vriendinnenprijsje”. Ik maakte er dus nog vette verlies op ook, maar fuck it. Zo lang ik zelf maar niets meer met die kutboot te maken had vond ik alles best.
Woonboot trekt bootje naar beneden
Uiteraard had mijn vriendin minder pech met het bootje dan ik. (Behalve dan die ene keer dat ik weer eens meeging en de motor vast liep.) Ze ging een relaxte herfst tegemoet en de tent bleef keurig staan. Ze hoefde het ook nooit te checken. Toen ik later vroeg hoe het met het bootje ging zei ze dat ze er maar weer eens naar moest kijken. Die middag ging de telefoon. ‘Je raad nooit wat er gebeurd is!’ zei ze. ‘De woonboot waar ons bootje aan vast lag is gezonken en heeft ons bootje helemaal meegetrokken!’ ‘Wat?!’ De bewoner van de woonboot (waar ons bootje aan vast lag) was op vakantie en was vergeten de hoofdkraan dicht te draaien. Door de strenge vorst was de leiding geknapt waardoor de woonboot langzaam vol met water liep. Uiteindelijk hing de woonboot half onder water aan zijn touwen te bungelen. Ons bootje daar kopje onder aan vast. Gert, de bewoner van de woonboot, huurde die van een oude Amerikaan van een jaar of tachtig. Die was in feite aansprakelijk voor deze situatie, maar kon vanuit Amerika natuurlijk niet zo makkelijk iets regelen. Ondertussen zat hier de Dienst Binnenwaterbeheer Gert behoorlijk achter zijn broek aan met de eis dat er heel snel iets moest gebeuren. De boot lag namelijk al geruime tijd in gezonken toestand. Als er particulier niets geregeld zou worden kwam de gemeente alles zelf weg halen en zou de rekening enorm zijn. Gert besloot snel om een deal met de oude Amerikaan te maken. Als hij de toch al oude en gammele woonboot tegen een zacht prijsje kon overnemen zou hij verder alle ellende afhandelen die bij het optakelen en opknappen van de boot kwam kijken. Aangezien dit de enige oplossing was die ook snel uitgevoerd kon worden stemde de Amerikaan hier mee in. Nu moest Gert via de gemeente een heel stuk van de gracht laten ontruimen en afzetten. Er moest namelijk een bedrijf met twee enorme takelwagens en een pompsysteem bij kunnen. Verder was er een duikbedrijfje ingehuurd om de takelkettingen onder de woonboot te krijgen. Ik had echt medelijden met die arme duiker. Het was namelijk zo koud dat er dikke brokken ijs rondom de gezonken woonboot weggehakt moesten worden voordat hij zijn werk kon doen. Ik zal proberen een lang verhaal kort te houden: Een team van zes kraanvogels en een duiker zijn van acht uur ‘s ochtends tot vijf uur ‘s middags bezig geweest met dit helse karwei. Het totale geintje heeft Gert duizenden euro’s gekost.
Klap op de vuurpijl
De duiker had het bootje van mijn vriendin onder water naar de kant gesleept, waarbij het hele tentsysteem er natuurlijk af was gedonderd. Door al het water en de gewichten aan het zeil was dit als een baksteen naar de bodem gezonken. Met één van die kraanvogels heb ik ons kleine bootje vanaf de kant met de punt omhoog getrokken tot aan de achterste rand en hem daarna weer laten drijven. De schade was beperkt, maar de complete inhoud (tank, jerrycan, ketting enz.) was wel pleiten. Een kerel van de milieudienst wou me hiervoor als klap op de vuurpijl nog een dikke boete geven ook. Ik ontkende natuurlijk dat alle gezonken rommel van mij was. Het dure hout wat los in de boot verwerkt was kwam deels bovendrijven en kon nog gered worden. Wie weet kwam er nog wel meer bovendrijven, maar dat bleef dan voorlopig steken onder het ijs. Ik heb het bootje vastgebonden aan een andere woonboot (de eigenaresse vond dat gezien de lullige situatie voorlopig niet erg) en heb het hele zaakje weer overgedragen aan mijn vriendin. Ik was er nu echt klaar mee. De motor was nog steeds kapot, de tank was kwijt en de boot moest weer helemaal opgeknapt worden. En mijn vriendin? Die bleef maar volhouden dat ze het zo leuk vond om dat verdoemde bootje te houden. Na verloop van tijd ging de relatie uit. En raad eens wat ze vlak daarna verkocht? Juist! Ik ben benieuwd welke pechvogel hem nu heeft.
Volgende keer: Lhasa #2 + RETOURTJE WOERDEN
(advertentie)