- Buitenwiet test ’24 update #25: croptober eist haar tol
- Stoppen met roken maar toch wiet inhaleren? Aan de vaporizer!
- De bloeiperiode van wiet: tel je vanaf 12/12 of de eerste bloeiharen?
- Buitenwietseizoen 2024 met Gefjon Grow (deel #15)
- Het verschil tussen natuurlijke & kunstmatige voeding (bio vs. mineraal)
- 9 werkende kweekmethodes voor meer wiet
Def P – ‘Heen en Onweer’ – deel 24
Rapper-schilder Def P en zijn nieuwbakken vrouw Fenske arriveren op hun wereldreis per trein in de Chinese metropool Beijing. Een drukte van belang, maar de Chinezen zijn wel gezellig. In de gebruikelijke flashback a.k.a. autobiografie kijkt hij terug op de festivals en bijbehorend gedoe tijdens de hoogtijdagen van Osdorp Posse…
Vrijdag 28 mei – Beijing
Het is weer eens schandalig vroeg als mijn ogen open gaan. Zo te zien is het net licht en na een hele nacht rijden ben ik benieuwd naar het Chinese landschap. Ik kijk naar buiten en zie dat alles hier een stuk groener en heuvelachtiger is dan de Gobiwoestijn. Ik zie ook nergens gertenten meer, maar huizen. Weliswaar in betere staat dan de Russische huizen, maar ook hier zie je de armoe tussen de betere huizen door. In de loop van deze rit worden de heuvels steeds hoger en groener, totdat we in een prachtig gebergte zitten. Overal zien we hoge, steile en grillige vormen en af en toe kijken we neer in enorme dieptes. Het schijnt zelfs dat je straks in de verte op een bepaald moment de Chinese Muur kan zien. Wij zien er niets van. In de middag gaat het uitzicht steeds meer lijken op een industrieterrein. Geleidelijk verandert dit beeld in de buitenwijken van Beijing. Tussendoor zien we ook nog een leger met tientallen tanks in een vreemd camouflagepatroon van gelige kleurtinten.
Levensechte sciencefiction
Aan de buitenwijken van Beijing te zien moeten we een gigantische stad binnenrijden. Het uitzicht wordt steeds indrukwekkender. We zien belachelijk hoge woonflats met daar tussendoor juist kleine straatjes met krakkemikkige laagbouw. Een extreem contrast. Opeens zie ik een enorme krachtcentrale tussen de vervallen woonflats staan. Ik krijg het gevoel door een levensecht sciencefiction decor te rijden. Dit ziet er echt bizar uit. Hoe dichter we het centrum naderen, hoe groter de contrasten tussen arm en rijk worden. Het duurt opvallend lang voordat we het centrum van deze metropool bereiken, maar de rit verveelt geen seconde. We rijden het centraal station binnen van een stad met meer inwoners dan heel Nederland bij elkaar. De woonflats zijn hier zo hoog, dat als ik mijn neus tegen het treinraam aan druk ik nog steeds de toppen niet kan zien. Ik voel me klein en nietig als een insect. ‘Wat een overweldigende stad!’
Extreme hoogtevrees
Even later staan we met onze bagage op het station. ‘Wat nu?’ ‘We gaan met een bus naar ons hotel.’ Dat blijkt nog een uur rijden te zijn, dus een mooie gelegenheid om wat eerste indrukken op te doen van het centrum. ‘Heftig hoor!’ zeg ik enthousiast. ‘Elke winkel lijkt hier op een Chinees restaurant door al die Chinese tekens op de ramen!’ ‘Je moest dus wat beter kijken om te zien met wat voor soort winkel je te maken hebt’ zegt Fens nuchter. Lezen is er niet meer bij, want werkelijk alles is hier in Chinese karakters geschreven. In Rusland konden we nog een beetje de letters herkennen, maar hier is dat onmogelijk. Gelukkig rijdt de bus moeiteloos naar ons hotel. Het hoge gebouw ziet er prima uit, maar de vierde verdieping is de laagste die we kunnen krijgen. Dat is een stuk minder relaxed voor Fenske en haar extreme hoogtevrees. Eigenlijk hebben ze zelfs de bruidssuite op de zesde verdieping voor ons gereserveerd, maar die laten we bewust aan ons voorbij gaan. Jammer maar helaas. Fenske moet het doen met een plek op de vierde verdieping en dat trekt ze slecht. ‘Dit gaat geen prettige nacht worden’, zegt ze zenuwachtig.
Overal zitten Chinezen op straat te koken, te eten, te handelen, te praten of spelletjes te doen. Alles krioelt, wemelt, loopt en fietst door elkaar als een soort geordende chaos
Nadat we een beetje zijn bijgekomen van de rit lopen we de stad in. We krijgen al snel in de gaten dat Beijing volgens een bepaalde blokkenstructuur is opgebouwd. Grote brede wegen (waar onze snelwegen smal bij zijn) doorkruisen de stad. Langs deze brede verbindingswegen staan allerlei grote, hoge en statige gebouwen, meestal van bedrijven. Als je hier met de auto door de stad rijdt lijkt alles dus erg imposant en modern. Maar als je te voet bent en tussen de hoge gebouwen door naar de binnenkant van deze blokstructuur loopt, dan zie je hoe hier binnen nog altijd het oude Peking leeft in de zogenaamde “hutongs”. Hutongs zijn kleine, chaotische, traditionele wijken met allerlei vervallen laagbouw die kris kras door elkaar heen is gebouwd. Hectische doolhoven van kleine steegjes en kromme straatjes. Overal staan palen met enorme kluwen stroomdraden die her den der de krotten in verdwijnen. Overal zitten Chinezen op straat te koken, te eten, te handelen, te praten of spelletjes te doen. Alles krioelt, wemelt, loopt en fietst door elkaar als een soort geordende chaos. Net een mierennest. Verbazingwekkend genoeg lijkt niemand zich aan elkaar te storen en doet er ook niemand opgefokt. Deze hutongs mogen dan straatarm zijn, maar de sfeer is hier gemoedelijk. Zelfs voor ons als westerlingen.
Hete pepers en Chinees bier
Na wat zigzaggen door kleine straatjes komen we uit bij een markt met allerlei exotische groenten en vleessoorten die we niet kunnen thuisbrengen. ‘Zullen we hier een restaurant in gaan?’ zeg ik. ‘Met zo veel verse groenten in de buurt moet dat wel goed zitten’ zegt Fens. ‘Deze ziet er wel netjes uit, kom!’ We zijn de enige toeristen in het hele restaurant en aan de bediening merken we duidelijk dat ze het niet gewend zijn. Een jong meisje in een kanariegeel uniform probeert ons vriendelijk te helpen, maar ze spreekt geen woord Engels. Gelukkig kunnen we op het menu wat plaatjes aanwijzen. We denken dat het om kleine hapjes gaat, want het kost allemaal geen drol. We wijzen een paar plaatjes van schoteltjes aan die er lekker uit zien en wachten nieuwsgierig af. Even later blijken de kleine schoteltjes in werkelijkheid enorme borden te zijn en hebben we voor minstens vijf man aan eten op tafel staan. ‘Jezus, wat veel!’ De meisjes in de kanariegele pakjes kijken nieuwsgierig toe en staan stiekem hun lachen in te houden. Gelukkig heb ik honger als een wolf en smaakt alles me prima. Zelfs de hete pepers weerhouden me niet om het meeste wat op tafel staat naar binnen te werken. Met Chinees bier spoel ik alles dapper weg. ‘Het valt nog verdomd goed ook!’ ‘Heerlijk!’ Een schaal met knalgroene vleespasteitjes past er echt niet meer bij, maar die wordt keurig voor me ingepakt.
Luidruchtige hangouderen
Als we ’s avonds laat weer terugkomen in onze hotellobby hangen we nog even aan de bar. Toevallig zit de hele lobby net helemaal vol met een grote ploeg luidruchtige Nederlanders tussen de vijftig en de zeventig jaar oud. ‘Hangouderen!’ roep ik. Ze zijn allemaal net uit Shanghai gekomen in verband met de wereldtentoonstelling. Ik word meteen herkend als “de rapper van het Klokhuis”. Ik moet uit beleefdheid een verplicht praatje met ze maken. ‘Ben je zo’n tyfuseind van huis gereden, heb je nog dat gedoe’ fluister ik naar Fens. We blijven niet lang hangen en taaien na één drankje alweer af. Voordat we naar onze kamer gaan loop ik even langs de jongens bij de incheckbalie. Ik weet namelijk dat ik hen wel iets in het Engels kan vragen. Fenske eet strikt vegetarisch en het blijkt extreem moeilijk te zijn om dit duidelijk te maken aan niet Engels sprekende Chinezen.
Gezellige Chinezen
‘Can you do me a favor?’ vraag ik de jongens achter de balie, allen in stijlvolle nette uniformen. Ze kijken me nieuwsgierig aan. Ik vraag of één van hen “Ik mag alleen vegetarisch eten” in het Chinees op een blaadje kan schrijven. ‘Dan kan mijn vrouw dan gebruiken bij eetgelegenheden’ leg ik uit. ‘Ah!’ knikken de jongens begrijpend en één van hen begint met een serieus hoofd wat vormpjes op het papiertje te krabbellen. De andere jongens kijken instemmend toe. ‘Kun je er “want ik ben knettergek” bij zetten?’ vraag ik met een glimlach. De baliejongens barstten in lachen uit. Chinezen houden blijkbaar wel van een geintje. Over het algemeen vinden we de Chinezen hier erg gezellig. Het personeel van ons hotel is uiterst beleefd en behulpzaam. Echt een fijne plek. Dit is tot nu toe ook veruit de meest luxueuze plek van onze reis. Ik heb in ons eigen land wel eens slechter geslapen, ook al was ik dan zogenaamd “de artiest”.
HOTEL PINKPOP
Alleen al met de optredens van de Osdorp Posse heb ik genoeg gekkigheid meegemaakt om een boek mee te vullen. Dat heb ik letterlijk gedaan met het boek “10 Jaar O.P.” Daar gingen er moeiteloos tienduizend van over de toonbank, dus die verhalen zijn inmiddels aardig verspreid. Ik denk nog vaak terug aan die tijd. Vooral de festivals waren altijd lachen. Ik vergeet nooit meer hoe ik als jonge muziekliefhebber voor het eerst mijn tentje opzette naast het Pinkpopterrein. Ik hoorde één van mijn favoriete bands al spelen in de verte, dus het massaal naar binnen schuifelen kon me niet vlot genoeg gaan. Wat was ik onder de indruk van de grootsheid van dit spektakel! Ik had toen niet het flauwste vermoeden dat ik een paar jaar later met mijn eigen bandje die hele mensenmassa compleet op zijn kop zou zetten.
Pleuriseind rijden
Toen de Osdorp Posse er in 1995 voor het eerst mocht spelen heette de eerste festivaldag nog Rocking Kolonia. De avond er voor speelde we in het Bolwerk te Sneek. De volgende middag moesten we ons al vroeg melden bij de organisatie van Pinkpop. Gezien het pleuriseind rijden van Friesland naar Zuid Limburg had ergens overnachten dus weinig zin. Samen met Rudeboy van de Urban Dance Squad haalden we flink door in Sneek. Lichtelijk aangeschoten reden we diep in de nacht in een gehuurd busje naar Limburg. Rond zes uur in de ochtend kwamen we het Pinkpopterrein op rijden. We waren uiteraard de eersten die ons meldden bij de nogal vreemd opkijkende nachtwakers. Die dachten waarschijnlijk dat wij een stel dronken campinggasten waren die gratis op het terrein probeerden te komen. We hadden zelf geen bekende koppen, maar omdat ze Rudeboy herkenden geloofden ze ons verhaal gelukkig wel. We hoopten dat we vast een kleedkamer konden krijgen zodat we nog even konden pitten van tevoren.
Slapen in een klotebusje
Maar het terrein was nog helemaal verlaten en alles zat op slot. Buiten regende het, zoals dat bijna hoort bij Nederlandse festivals. En met negen man zittend in een klein klotebusje slapen is niet bepaald een pretje. Bovendien wilde we wel even de benen strekken na zo’n lange rit. Met onze tassen en slaapzakken gingen we op zoek naar een droge plek, maar we kregen al snel in de gaten dat de enige droge plek van het hele terrein het overdekte podium was. Als een legereenheid klom de eerste van ons naar boven en de rest gooide de slaapzakken naar hem op. Daarna klommen we allemaal naar boven. Een hele klim nog, maar even later konden we met zijn allen op het podium pitten. Best een grappig gezicht, zo’n gigantisch podium met her en der wat slaapzakjes. Het was inmiddels alweer licht geworden, maar we probeerden toch nog wat slaap te pakken. Totdat weer wat later de technische ploeg het podium op klom om de geluidsapparatuur op te bouwen. Ze keken vreemd op toen ze daar al die idioten in slaapzakken zagen liggen. Gelukkig herkenden zij Rudeboy ook, anders hadden ze ons er zo weer afgerold.
Alles kwam nu in een stroomversnelling en de wereld om mij heen leek steeds gekker te worden. Iedereen keek naar me, maar ik voelde me zelf ook een toeschouwer van deze gekke wereld
Toen we die middag een eigen kleedkamer kregen zat de stemming zat er goed in. We maakten voor het eerst kennis met de Heideroosjes die het festival mochten openen. De jonge punkers hakten er in als dolle honden. Het publiek was meteen laaiend enthousiast en goed opgewarmd. Ook bij ons hadden de zenuwen nu grotendeels plaats gemaakt voor enthousiasme en fanatisme. We rockten die hele kolonie alsof ons leven er vanaf hing! Als klap op de vuurpijl kwamen we op TV met wat livebeelden en een interview. Hierbij werd me gevraagd wanneer onze nieuwe cd zou uitkomen en dat was toevallig in diezelfde week. Ik was me toen nog niets bewust van marketing, planning, of de impact van televisie, maar door puur toeval viel dat allemaal perfect op zijn plek. Die nieuwe cd “Afslag Osdorp” werd in een mum van tijd ons grote doorbraakalbum. In één klap gingen de verkoopaantallen richting een gouden plaat. Mijn kop prijkte opeens op de voorpagina van bijna elk muziekblad en we genoten landelijke bekendheid. Alles kwam nu in een stroomversnelling en de wereld om mij heen leek steeds gekker te worden. Iedereen keek naar me, maar ik voelde me zelf ook een toeschouwer van deze gekke wereld.
De Lowlands-tent afbreken
Even later braken we letterlijk de tent af bij Lowlands. Dat is eigenlijk al een legendarisch verhaal op zich. Bizar hoe we daar met een paar honderd fans die helemaal door het dolle heen waren door het podium zakten. Wat een gekkenhuis was dat! Het leverde ooit een Triviantkaart op met de vraag: “Welke band brak in 1995 letterlijk en figuurlijk door op het Lowlandpodium?” Jawel, de Osdorp Posse. Het jaar daarop speelden we zelfs Slayer weg op de grootste editie van Dynamo. Daar stonden honderdtwintigduizend man uit hun dak te gaan, zo ver als je kijken kon. Bij Pinkpop waren we ook weer van de partij op de dag voor Pinksteren. Ik nam toen mijn eerste paddotrip (ook een verhaal op zich!) en kreeg spontaan een visioen van hoe de Osdorp Posse het jaar daar op met Pinksteren zelfs het hoofdpodium zou platwalsen.
Stoute jongetjes…
En verdomd, in 1997 stonden we er zelfs twee keer achter elkaar! Traditiegetrouw op één van de voordagen en dit keer ook op de hoofddag op het hoofdpodium. We werden toen echt zo’n beruchte groep die er om bekend stond elk festival compleet op zijn kop te zetten. Geliefd en gevreesd tegelijk. We bouwden overal een feestje dat ’s nachts in de hotellobby moeiteloos werd voortgezet. Jammer dat deze reputatie op een gegeven moment ook een beetje tegen ons is gaan werken. Als een stel stoute jongetjes werden we door de grote festivalbazen de klas uitgestuurd, terwijl we ondertussen juist steeds professioneler werden. In 2002 stond ik voor de vijfde keer op Pinkpop met de Beatbusters en ook Lowlands speelden we weer plat. Hele mooie festivalherinneringen allemaal. Ik kijk nog altijd uit naar een volgende ronde. Ten minste, als dat ooit weer mag van de grote bazen. Ik zal braaf zijn.
Volgende keer: Beijing + POPPRIJS ‘96
(advertentie)