(advertentie)
(advertentie)
(advertentie)

Na een uitgebreid verblijf in de Canadese stad Toronto – de laatste halte op de treinwereldreis van Def P en bruid Fenske – én een serie soms hilarische en 100% hardcore waargebeurde autobiografische flashbacks, komt er een einde aan het avontuur. En daarmee ook aan dit online op CNNBS gepubliceerde boek ‘Heen en Onweer’ van de rapper-schilder. Geniet er van zolang het kan 😉

Dinsdag 22 juni – Toronto

‘Kom we gaan voor het ontbijt’ zeg ik terwijl ik mijn ogen nog uitwrijf. ‘Het is onze laatste maaltijd in de trein en meteen een mooie manier om wakker te worden voordat we uitstappen’ zeg ik fanatiek. Fens moet nog even op gang komen. Rond half elf komen we Toronto binnenrijden. Ondanks het feit dat het een beetje mistig en regenachtig is, ziet het er toch mooi uit. Toronto geeft ons een mysterieuze eerste indruk. Sommige hoge gebouwen zien er bij dit weer juist nog indrukwekkender uit omdat je door de laaghangende bewolking de toppen niet meer kan zien. Een soort omgekeerde luchtkastelen. We stappen uit en ik kijk voor de laatste keer achterom naar de trein. Even later stappen we in een taxi naar ons hotel. De taxichauffeur moppert over de G20 die hier op komst is.

Tienduizenden soldaten en agenten

Heel Toronto is in rep en roer omdat de wereldleiders van de twintig machtigste landen hier bij elkaar komen voor een grote vergadering. Zijn commentaar klinkt best terecht, want dit geintje kost miljarden. Ironisch genoeg gaan de toppers hier ondermeer praten over het oplossen van armoede. En dat terwijl er in Toronto overal arme daklozen rondlopen. De hele binnenstad is al afgezet met hekken. Van heinde en verre zijn er tienduizenden soldaten en agenten aangetrokken om alles te bewaken. Onze mopperende taxichauffeur kan al bijna nergens meer doorrijden. ‘En het gaat alleen nog maar erger worden!’ roept hij druk sturend. ‘Er wordt verwacht dat er ontzettend veel demonstranten op afkomen.’ Blijkbaar zijn er duizenden mensen zo boos over deze geldverslindende bijeenkomst dat ook zij vanuit alle uithoeken van de wereld zijn gekomen om tijdens de G20 de straat op te gaan.

Het gaat hier nog een aardig gekkenhuis worden met die G20, dus daar proberen we een beetje rekening mee te houden

Dit gegeven maakt alle toeristen die nu aankomen meteen verdacht, dus onze timing is perfect. ‘Waarom moeten al deze mensen uitgerekend in een drukke stad als Toronto bij elkaar komen?’ gaat de taxichauffeur verder. ‘Het had toch ook in een rustig dorpje gekund?’ ‘Of beter nog, een legerbasis?’ Dat was inderdaad handiger geweest. ‘Het heeft allemaal met prestige te maken’ zeg ik bevestigend . ‘Precies!’ zei hij. We komen bij het laatste hotel van onze reis aan en zijn zeer tevreden met wat we aantreffen. ‘Er zit dit keer zelfs een zwembad bij!’ juich ik. ‘Toch nog!’

Café Amsterdam

Diezelfde middag lopen we een heel eind door het centrum om de buurt te verkennen. We merken dat we weer in een stadscentrum zijn waar alles goed loopbaar is. Sinds het begin van onze wereldreis zien we voor de derde keer een café dat Amsterdam heet, dus in het kader van “drie maal is scheepsrecht” gaan we er nu wat drinken. ‘Ik voel me hier wel thuis’ zeg ik. Ze schenken “Amsterdam” bier voor een goeie prijs, graffiti op de muur, goeie muziek en een aangename bediening. Na dit kroegavontuur lopen we door naar Chinatown. ‘Ook leuk om hier even rond te hangen’ zegt Fens.

Terug op de hotelkamer maken we plannen en afspraken voor onze laatste paar dagen in Canada. Het gaat hier nog een aardig gekkenhuis worden met die G20, dus daar proberen we een beetje rekening mee te houden. Hoewel, een stad die compleet op zijn kop staat van de wegafzettingen, protesten, zenuwachtige hoge piefen en een overschot aan beveiliging maak je ook niet elke dag mee. ‘Nu we uit de treinsfeer zijn, wil ik weer wat lichter gaan eten’ zegt Fens. ‘Ik denk weer aan sushi’ zeg ik. ‘Daar krijg ik nooit genoeg van!’ Tenminste, dat dacht ik. We krijgen hier in Toronto zo veel sushi voor ons geld, dat we evengoed nog propvol zitten. ‘Echt ongelofelijk!’ puf ik. ‘Ik ga bijna knock out!’

 

RECORD ZAAD SLIKKEN

Nee, dit is geen verhaaltje over een ranzige Bukkakefilm waar de klodders sperma je om de oren vliegen. Dit is een keurige anekdote over zaad uit de smartshop. Hoewel, keurig… Het begon weer eens op Ruigoord. Ik was daar met mijn vriendin en ik had voor ons twee porties Hawaian Baby Woodrose gekocht. “Argyreia Nervosa” voor de fanatieke botanisten. We hadden ieder iets van zeven zaadjes en dat zou LSD-achtige effecten moeten geven. Helemaal goed! Dus wij probeerden de zaden en merkten vervolgens allebei niets. Maar dan ook echt letterlijk helemaal niets.

Baby Woodrose

Nou ken ik Meile, de eigenaar van smartshop Innerspace. Ik test wel eens wat nieuwigheden voor hem. Toen ik hem over onze mislukte “Hawaitrip” vertelde beloofde hij meteen dat hij betere zaden zou regelen en dat ik die dan kon testen. Dus een paar maanden later kreeg ik twee zakjes met negen Baby Woodrosezaden van hem. Dit keer uit Madagascar. Ik zou deze proberen en daarna opnieuw verslag uitbrengen. Alleen ik had even niemand om het samen mee te testen. En omdat mijn verwachtingen op een zeer laag pitje stonden dacht ik dat ik die zaden net zo goed alleen kon testen. Ze zagen er zo klein en onschuldig uit. Wat kon mij nou gebeuren?

Op een gewone doordeweekse nacht besloot ik alle achttien zaden in mijn eentje op te kauwen. Dan zou ik vast wel iets moeten merken. Nou, dat heb ik geweten zeg! Vlak nadat ik alles had doorgeslikt kreeg ik ontzettend veel slijm in mijn mond en begon ik me steeds raarder te voelen. Even later kon ik het niet verhelpen dat mijn hele maaginhoud naar boven kwam. Ik zal je de vieze details besparen, maar het kwam er letterlijk aan alle kanten uit. De wc was eventjes mijn grootste vriend. Zwaar misselijk kroop ik met een lege maag weer op de bank. Daarna werd ik draaierig en dacht dat ik nog meer moest kotsen.

Buiten mijn lichaam werd ik als een soort Scrooge meegenomen langs de momenten waarop ik ooit iets deed waar ik later spijt van had

[beeld: Sangoiri/Shutterstock]

Ik liep naar de keuken en het werd zwart voor mijn ogen. Dit was het begin van een hele nare, persoonlijke en bizarre hallucinerende trip die eindigde in een soort “bijna dood-ervaring” zoals je dat in films ziet. Dat klinkt misschien overdreven, maar zo voelde het wel. Buiten mijn lichaam werd ik als een soort Scrooge meegenomen langs de momenten waarop ik ooit iets deed waar ik later spijt van had. Toen zelfs een net gestorven kennis zich er mee ging bemoeien door te zeggen dat ik nu echt terug moest gaan, vond ik het zelf ook een beetje te ver gaan. Dit werd wel heel persoonlijk en heel freaky!

Encyclopedie der Psychoacktieve Planten

Geschrokken kwam ik even later weer bij, languit op mijn keukenvloer. Ik had de televisie aan staan en precies toen ik weer bijkwam hoorde ik Gnarls Barkley met het nummer “Crazy” door mijn hoofd schallen. Dat leek me een toepasselijke soundtrack op dat moment. Ik weet niet hoe lang ik bewusteloos lag, maar wel dat ik heel duizelig opstond. Ik strompelde naar de plee en opnieuw kwam alles weer aan alle kanten naar buiten. Wat een gezellig avondje! Dit werd in ieder geval geen positief verslag.

Toen ik Meile hier later over rapporteerde zei hij lachend en hoofdschuddend dat ik mezelf vergiftigd had. Hij haalde een dikke “Encyclopedie der Psychoacktieve Planten” te voorschijn van Christiaan Ratsch. Daar stond in dat 4 tot 5 zaden een normale portie is. Acht stuks geven een LSD-achtige trip, en 14 stuks is het absolute maximum. Het hoogste aantal dat ooit genomen was stond in de literatuur vermeld als 15 stuks, maar dat was blijkbaar geen aanrader. Nu is mijn vraag: ‘Mag ik dit boek literatuur noemen?’ Dan mag de heer Ratsch zijn boek wel weer even updaten. Want achttien stuks is dan een duidelijk verbroken record. Ik geloof alleen niet dat ik hier erg trots op ben. En ik raad het niemand aan om dit zelf te proberen. Blijf van mijn record af!

 

Woensdag 23 juni – Toronto

‘Heerlijk om weer eens een ochtend rustig aan te doen.’ We liggen een beetje uit te slapen en bij te komen van de lange reis als ik opeens het bed lichtjes voel schudden. Ik weet niet zeker of het een aardbeving is, maar na onze ervaringen in Japan verbaast het me niet. Ik lig meteen te fantaseren over de G20. Hoe ironisch zou het zijn dat er een fortuin aan beveiliging wordt uitgegeven omdat de belangrijkste leiders van de wereld bij elkaar komen en precies op dat moment de hele stad in stort door een megagrote aardbeving?! Fenske wordt nu ook wakker, dus ik gooi meteen mijn fantasie in de groep. We besteden er verder geen aandacht aan en gaan lekker de stad in.

We hebben bedacht om naar het Distillery District te gaan. Dat is een gezellige en artistieke wijk met allerlei sfeervolle oude fabrieksloodsen en pakhuizen die allemaal zijn omgebouwd tot kunstgaleries. Er valt op kunstgebied van alles en nog wat te bezichtigen. Als kunstliefhebber ben je natuurlijk altijd op zoek naar jouw persoonlijke parel tussen de knikkers en die vind ik. Mijn oog valt op het werk van een zekere Rudolf Stussi en ik ben meteen fan. Het is een schilder uit Toronto met een stijl die mij enorm aanspreekt omdat het een beetje in de buurt kom bij hoe ik zelf graag schilder. Ik koop een mooi boek met al zijn werk, dus mijn dag kan niet meer stuk.

We blijven veel langer rondhangen dan gepland, dus de rest van Little Italy moet nog maar even wachten. Morgen staan we weer vroeg op

Tegen het eind van de middag lopen we terug naar ons hotel. Het is een warme dag en we willen graag een keer gebruik maken van ons zwembad. Het wordt de eerste duik van onze hele reis. ‘Heerlijk!’ Ik trek een uur onophoudelijk baantjes ga me douchen en omkleden. Ondertussen staat de TV aan en hoor ik dat er vandaag daadwerkelijk een aardbeving is geweest in Oost Ontario. Er is letterlijk wat “opschudding” veroorzaakt bij een aantal vergaderingen. Precies als in mijn fantasie, maar dan iets minder ernstig. Mijn gevoel van die ochtend klopte dus. Gelukkig ging het niet verder dan een 5.0 op de schaal van Richter en valt de schade mee. Als het avond wordt lopen we naar “Little Italy” om daar de buurt te verkennen.

Hiphoppers

We komen alleen niet ver omdat we vrij in het begin al op “Tony’s Place” stuitten. In deze bar staat een live DJ een hele serie fijne hiphopplaatjes aan elkaar te mixen en er hangen veel hiphoppers rond. Er blijken zelfs lokaal bekende rappers rond te lopen die hier een cd releasefeestje hebben. En ze tappen er Amsterdam bier. Er hangt een bijzonder goeie sfeer en de  muziek is top. We blijven veel langer rondhangen dan gepland, dus de rest van Little Italy moet nog maar even wachten. Morgen staan we weer vroeg op en de terugweg is nog een lange wandeling. Maar op een goeie dosis Amsterdam bier en Canadese wijn loop je best lekker.

‘Ik wist trouwens niet dat Canada een fanatiek wijnland is’ zeg ik. ‘Er wordt hier veel wijn geproduceerd en de Canadezen zijn er volgens de kenners ook erg goed in’, zegt Fens terwijl ze in een folder kijkt. ‘Er zijn hier heel wat wijnvelden en wijnproeverijen.’ ‘Moet je kijken, wat mooi!’ Het plaatje doet me denken aan de trip door Zuid-Afrika die Fens en ik maakten toen we elkaar net kenden.

 

ZUID-AFRIKA

Ik ben er altijd van uit gegaan dat een Nederlandstalige rapper niet veel verder dan Brussel kon komen qua tekstbereik. Hooguit misschien een toertje door Zuid-Afrika, Suriname of de Nederlandse Antillen, maar dat leek me niet echt realistisch. Maar… dankzij het feit dat mijn raps met poëzie in verband worden gebracht kon ik in 2006 met de organisatie van Winternachten toch nog op tour door Zuid-Afrika.

Het werd een trip met veel verassingen. Ik wist niet precies wat me te wachten stond, behalve dat ik rond een literair festival allerlei taalgerelateerde workshops en optredens zou geven met een internationaal gezelschap van dichters uit Suriname, Curaçau, Indonesië en Nederland. Op 4 oktober moest ik mijn eerste workshop geven in de Belhar Symphony Hoërskool. Dit was duidelijk een arme school en ik zag er geen enkele blanke leerling. Sommige klaslokalen hadden geen ramen meer en waren zo dicht langs de autoweg gebouwd dat de leerkrachten moesten gillen om boven de herrie uit te komen. Lesmateriaal was er ook schaars. Even een ander verhaal dan bij ons dus.

Ik vond het een vreemd idee om daar als blanke Europeaan voor een klas vol donkere kinderen te staan en hen uit te leggen wat een zwarte muziekstroming als hiphop nou precies is. Maar het bleek toch een nuttige les, want een hoop kinderen hadden er geen flauw benul van. Na mijn theoretische inleiding ging ik wat meer op de praktijk over. Ik leerde ze wat human beatbox- en raptrucjes om te illustreren dat je om hiphopmuziek te maken eigenlijk niets nodig hebt. En zo te zien hadden ze ook niets. ‘The only thing you need is your voice and your mind’ legde ik ze in het Engels uit. ‘That’s the beauty of hiphop!’

Pistolen mee naar school

Toen ik na de les naar buiten liep werd ik meteen omsingeld door een groep oudere jongens die op het schoolplein stonden. Ze kwamen steeds krapper om me heen staan en vroegen of ik wat wou rappen voor ze. Ik rapte wat in het Nederlands en ze gingen helemaal uit hun dak. De grootste jongen die er bij stond begon te beatboxen met zijn mond vlak voor de opening van een plastic frisdrankfles waardoor een soort galmeffect ontstond. Zo leerde ik zelf ook nog een truc! Een kleine jongen met een wollen rastamuts begon hierover te rappen en het klonk goed. De kring om mij heen werd steeds enthousiaster, maar mijn reisgenoten stonden al druk te gebaren dat we verder moesten naar de volgende school. Ik bedankte iedereen en moest me letterlijk losrukken van het joelende gezelschap. Een paar jongens zagen daarbij mijn tattoos en vroegen meteen in welke gang ik zat. Later hoorde ik dat het steeds vaker voorkomt dat kinderen hier pistolen mee naar school dragen. Best vreemd om dit vlak na zo’n bezoek te horen. Maar mijn ochtend kon al niet meer stuk. Ik had mijn eerste contact met de Zuid-Afrikaanse jeugd als zeer positief ervaren.

Rond de trap lagen overal gebruikte condooms, maar dat bleek hier normaal te zijn. In Afrikaanse Universiteiten liggen die dingen gewoon in pakjes van tien stuks gratis op de toiletten

[foto: Nataly Reinch/Shutterstock]

Die zelfde middag ging ik een workshop geven met lokale hiphopdichters van de Universiteit van West Kaap. Ik kreeg een klein klasje voor me met wat oudere leerlingen die dit keer wel wisten wat hiphop was. Ze kwamen uit verschillende delen van Afrika en er zat zelfs een blanke Nederlander tussen. Ze hadden vrijwel allemaal ervaring met het schrijven van poëzie en durfden dit ook voor te dragen. Ik hoorde weer veel positieve thematiek over zelfrespect en iets willen maken van je leven. Twee leerlingen waren zelfs battlerappers en konden een aardig staaltje “bragging and boasting” laten horen. Met deze klas kon ik duidelijk wat dieper en serieuzer op het schrijven van raps in gaan. De les werd daardoor wel wat formeler dan die ochtend, maar het enthousiasme was er niet minder om.

Na de les stond ik nog even met wat studenten na te praten voor de schooldeur. Rond de trap lagen overal gebruikte condooms, maar dat bleek hier normaal te zijn. In Afrikaanse Universiteiten liggen die dingen gewoon in pakjes van tien stuks gratis op de toiletten. Niet zo gek als je hoort hoe groot het Aids-probleem daar is. Eén op de vijf Afrikanen heeft het werd me verteld.

Hiphopworkshop

Op acht oktober vlogen we van Kaapstad naar Durban. Ook daar hadden we een druk schema. Ik ging weer een hiphopworkshop geven in een straatarme township, waar de blanke bevolking liever met een grote boog omheen rijdt. Ik heb daar in Afrika townships gezien die zo groot waren dat ze tot de horizon doorliepen. Golfplaten krotten zo ver als je kijken kon. Ongelofelijk. Ik werd er echt stil van. Ook in Durban ging het duidelijk weer om een minder bedeeld schooltje met uitsluitend zwarte scholieren en leerkrachten. Ik vertelde over mijn positieve ervaringen met hiphop. De klas bestond voornamelijk uit jonge meisjes, die er nog nooit van gehoord hadden. Ik was blij dat Lexikon er bij was, een jonge rapster die ook wat over de rol van de vrouw binnen hiphop kon vertellen. Beter dan dat ze dat van een blanke kerel moesten aannemen. Tegen het einde deden we wat ritmische liedjes met de klas en ze vonden het geweldig. De leerkrachten wilden graag nog wat met ons napraten, maar er was helaas te weinig tijd. We moesten door naar de Howard College Campus om daar buiten op de foodcourt op te treden. De studenten waren hier duidelijk meer verwend dan de kids in de townships. Nonchalant onderuit gezakt zat het raciaal gemengde, trendy uitgedoste publiek ons ijslikkend en hamburgerkauwend aan te staren. Het leek de fucking Kalverstraat wel. Niet echt inspirerend.

Ik wist toen nog niet hoe erg Fenskes hoogtevrees was en heb er zelfs nog mee gekregen naar de top van de Tafelberg. Ze vond het doodeng en kon achteraf zelf niet geloven dat ze het gedaan had

Twaalf oktober gaf ik een workshop in de P.R. Pather Secondaryschool, in een Indiase township. Of liever gezegd “voormalig Indiaas” omdat na de afschaffing van de apartheid alle scholen openbaar zijn geworden. Hier was aan de vele Indiase koppies te zien alleen weinig van te merken. Ik begon het steeds leuker te vinden om arme kinderen te leren hoe hiphop ze in staat kan stellen van niets iets te maken. Het enthousiasme was ook hier weer hartverwarmend. Eerst waren ze nog wat verlegen, maar later kwamen ze los. Opvallend dat ook hier de zelfgemaakte gedichten heel positief waren en veel over hoop en de toekomst gingen. Als het aan de jeugd ligt krijgt Afrika een mooie toekomst. Geweldig zulke optimistische kinderen. Later kreeg ik zelfs nog een persoonlijke dankbrief van de Indiase leerkrachten omdat ze mijn les erg nuttig en inspirerend vonden. Ik vond dat een geweldig compliment.

Eerste gezamenlijke trip

Twee dagen later verzorgden we een Hip-Hopworkshop in de vorm van een discussiepanel in de Bat Centre. Een soort cultureel havengebouw dat helemaal beschilderd was. Er kwam veel geïnteresseerd publiek op af. ’s Avonds presenteerde ik een Slamjam en weer wat later trad Henry Bowers op met zijn band. Het was een soort vreemde mix tussen rock, folk, poëzie en hiphop. Een aparte en amusante afsluiter van het festival. Ik kon terugkijken op een drukke, afwisselende, mooie, boeiende, maar vooral leerzame en nuttige werktrip door Zuid-Afrika. Mijn eerste, maar hopelijk niet mijn laatste.

Wat het extra bijzonder maakte was dat ik toen net met Fenske ging en dit onze eerste gezamenlijke trip was. We leerden elkaar meteen heel goed kennen onder zeer onalledaagse omstandigheden. Ik wist toen nog niet hoe erg haar hoogtevrees was en heb er zelfs nog mee gekregen naar de top van de Tafelberg. Ze vond het doodeng en kon achteraf zelf niet geloven dat ze het gedaan had. Na Afrika is ze meteen bij me ingetrokken. Liefde doet mensen letterlijk boven hun grenzen uitstijgen.

 

Donderdag 24 juni – Toronto / Niagara

Dit is een dag waar ik lang naar uit heb gekeken. We gaan naar de Niagara-watervallen! Vanuit ons hotel gaan er vrij dure toertjes die kant op, maar wij hebben even verderop bij een Italiaans winkeltje een soortgelijke toer geboekt en zo 50 dollar uitgespaard. Nu staan we ’s ochtends om half negen voor dat winkeltje. Hier zouden we opgepikt worden door een zekere Louis. Maar ja, Louis is er niet en het winkeltje is dicht. Ik begin steeds meer het gevoel te krijgen dat we zijn genaaid door een beunhaas, maar we blijven toch wachten. Drie kwartier nadat we hebben afgesproken komt Louis aankarren. Door al het G20-gedoe en de afgezette straten is zijn hele planning uitgelopen.

De vlotgebekte Louis blijft er gelukkig zeer vrolijk onder. Het is echt zo’n prototype bolle oude Italiaan die je vaak in New Yorkse gangsterfilms ziet. Een mooi figuur. Hij heeft een heel plan voor ons in petto, maar eerst gaan we direct naar de watervallen vanwege de vertraging. Het is ongeveer twee uur rijden. Onderweg moet hij ook nog wat andere mensen oppikken. Louis maakt er een leuke rit van door onderweg allerlei anekdotes te vertellen en flink de lolbroek uit te hangen. Ondertussen begint het te regenen, maar dat maakt eigenlijk niet uit. Bij de Niagra Falls varen we met de “Maid of the Mistboat” en we hebben al op foto’s gezien dat iedereen een blauwe regenponcho aan krijgt vanwege de enorme natte waas die van de watervallen afkomt. De boot komt zo dicht bij de waterval dat droog blijven haast onmogelijk is. ‘Ik heb er zin in!’ roept Fens.

Indrukwekkend natuurfenomeen

‘Kijk, daar heb je ze!’ We komen aanrijden en zien voor het eerst de watervallen. ‘Dit is wel indrukwekkend zeg, zo!’ Even later staan we met een paar honderd man in blauwe regenponcho’s te wachten tot we de boot op kunnen. De regenbui wordt alsmaar heviger en tegen de tijd dat we de boot op mogen regent het pijpenstelen. Het kan de pret niet drukken. Vergeleken met het enorme natuurgeweld waar we nu op af varen valt de regen totaal in het niets. We zijn weer eens bij een grens in de buurt, maar gaan er niet overheen dit keer. Dit is het dan: één blok vallend water zo hoog als een flatgebouw, precies op de grens van Canada en Amerika. We komen langzaam steeds dichterbij en de kracht waarmee het water onophoudelijk naar beneden buldert is overweldigend. Hoe dichterbij we komen, des te onrustiger alle passagiers worden. Best wel kicken om zo’n indrukwekkend natuurfenomeen van zo dichtbij te zien.

This is fucking awesome!’ roept een toerist naast me. Ik kan het niet beter beschrijven. Op een gegeven moment is onze boot bijna helemaal omringd door een solide muur van water

Het water raast als een donderslag en doet zo veel water opstuiven dat we de bovenkant van de waterval even niet meer kunnen zien. Alsof er een oneindige straal water rechtsreeks uit de hemel komt donderen. ‘Wauw! This is fucking awesome!’ roept een toerist naast me. Ik kan het niet beter beschrijven. Op een gegeven moment is onze boot bijna helemaal omringd door een solide muur van water. Ik kan me opeens goed voorstellen hoe de mensen zich voelden toen ze achter Mozes aanhobbelden nadat hij de zee had gespleten. ‘God wat een kracht!’ Door de luidsprekers van de boot klinkt een klassiek stuk muziek boven al het geraas uit wat de spanning nog verder opvoert. Wanneer de boot het dichtste punt nadert en het water om onze oren spat buldert een zware stem uit de speakers: “Ladies and gentleman, this… is… Niagra… Falls!”. ‘Wooooow!’ roept iedereen. Een magisch moment.

Permanente draaikolk

We stappen van boord en opeens is het als bij toverslag weer mooi weer met een stralend hete zon. Dat komt mooi uit, want nu kunnen we de watervallen goed van bovenaf bekijken. In de verte zien we aan de overkant van de rivier allemaal kleine stipjes. Het zijn mensen die aan de Amerikaanse kant staan te kijken. Zij staan grotendeels aan de kant van de watervallen, dus vanaf de Canadese kant is het uitzicht indrukwekkender. We brengen nog ruim een uur door in het stadje voordat we weer bij Louis in de bus stappen. Onze toer gaat verder langs één van de grootste draaikolken ter wereld. Na de watervallen maakt de snelstromende rivier plotseling een vreemde kronkel, waardoor er in de bocht een permanente draaikolk is ontstaan. We staan bovenaan een steile rots en kunnen vanaf dat punt bijna recht in de gapende draaikolk kijken. Iedereen vindt het prachtig, maar Fenske blijft liever een sigaretje roken bij de bus. Dit is veel te heftig voor haar.

Ice wine

Na dit spektakel nemen we de toeristische route langs de kust van Lake Ontario en stappen we uit bij de “Floraclock”. Dat is een grote klok op een heuvel gemaakt van bloemen. Behoorlijk saai vergeleken met wat we net hebben gezien, maar even pissen en in de zon te zitten is ook niet verkeerd. Onze laatste stop is bij een wijnproeverij tussen prachtige druivenvelden. Hier proeven we de beroemde “Ice wine”. Door een speciale bereidingswijze zitten hier tien keer zo veel druiven in als in een gewone fles wijn, wat het een enorm zoete smaak geeft. Bijzonder lekker, maar ook letterlijk tien keer zo duur als een gewone fles wijn die hier toch al aardig prijzig is. Maar ja, dan heb je ook wat. Al met al is deze toer een aanrader.

Little Italy

Nadat we in het hotel wat zijn bijgekomen gaan we op stap in de stad. We hebben gisteren nog niet zo veel van Little Italy gezien, maar wat we zagen was leuk. Dit keer nemen we de tijd struinen we de hele buurt af. ‘Nou, zo “little” is dat Italy niet!’ zeg ik na een paar uur lopen. Het is een grote levendige buurt met overal (hoe kan  het ook anders) Italiaanse restaurantjes en terrasjes. Echt de moeite waard om een avond voor uit te trekken. ‘We zijn nu wel heel ver van ons hotel afgedwaald’ zegt Fens met de kaart in haar hand. ‘Kom, we pakken één van die ouderwetse trammetjes die dwars door Toronto rijden weer terug’. Even later stoppen we precies voor de deur van ons hotel. ‘Wat een mazzel!’ ‘Ja, erg fijn na zo’n lange wandeling.’ ‘Ik vond Little Italy echt leuk’ zegt Fens. ‘Lekker eten en echte cappuccino.’

Wat mij opviel was dat er, ondanks de vele pizzeria’s, nergens werd bezorgd met van die pizzabrommertjes. In China zagen we dat zelfs al bij de Mc Donalds gebeuren. Hamburgerkoeriers! Canadezen eten hun pizza blijkbaar liever ter plaatse.

 

DE PIZZAHOER

Alcohol doet rare dingen met de mens. Niet alleen wat domme beslissingen en de gevolgen daarvan betreft, maar ook later over het al dan niet vertellen daarover. Ik bedoel: we weten allemaal dat alcohol de tong wat losser maakt. Letterlijk en figuurlijk. Mensen doen gekke dingen en floepen hun belevenissen er uit zonder zich op dat moment te realiseren dat zo’n verhaal nog jarenlang aan hun reet kan blijven hangen.

Zo zat een vriend van mij een keer flink beschonken op zijn praatstoel in de kleedkamer. Hij vertelde hoe hij een paar optredens terug zwaar beschonken en knetterstoned thuis kwam en beregeil was. Diep in de nacht besloot hij een escortservice te bellen, dus hij pakte de telefoon en bestelde een geblondeerde naaimachine met siliconenbumper. Hij wachtte in spanning af en een uurtje later ging de bel. Zo geil als een kinderlokker in een ballenbak liep hij naar de deur en zag een lekker opgedoft mokkel staan. Het zaad kroop ondertussen al bijna zijn gulp uit, maar hij werd verzocht de dame eerst even te betalen. Toen hij het geld gaf zei ze dat ze dat eerst aan de chauffeur moest geven en dat hij ondertussen even een parkeerplekje zou zoeken. Vervolgens stapte ze weer bij hem in en reden ze doodleuk weg. Met het geld! Eerst dacht mijn maat nog dat ze terug zouden komen, maar hoe langer het duurde, hoe bozer hij werd. Toen hij terugbelde naar hetzelfde nummer en geen gehoor meer kreeg voelde hij nattigheid. En dat was niet de nattigheid waarop hij gehoopt had. Hij was godverdomme genaaid zonder zaadlozing!

Nog steeds behoorlijk geprikkeld blafte hij in de telefoon dat ze vooral niet moesten denken dat hij zo stom was om zijn geld aan zo’n bitch te geven die het meteen weer naar de auto brengt

[beeld: ivector/Shutterstock]

De hele kleedkamer zeek haast in zijn broek van het lachen, dus onze grote vriend moest er nog wel even een cool eind aan breien. Hij zei dat hij ondanks zijn boosheid nog steeds beregeil was, dus nou moest er geneukt worden ook. Hij belde naar een minder louche escortservice en werd vriendelijk te woord gestaan. Nog steeds behoorlijk geprikkeld blafte hij in de telefoon dat ze vooral niet moesten denken dat hij zo stom was om zijn geld aan zo’n bitch te geven die het meteen weer naar de auto brengt. De stem aan de andere kant vroeg verbaasd waarom hij zo’n agressieve toon aan sloeg, dus vertelde hij wat er net gebeurd was.

Beunhazen

Het escortbureau had met hem te doen. Ze beloofde hem een goede wip en ook nog dat zij achter de beunhazen aan zouden gaan. Zulke boeven verpesten natuurlijk de markt voor de prostituees die de klant wel “serieus nemen”. Verder hield onze vriend de details toch maar voor zichzelf. De wip scheen prima te zijn en van de beunhazen heeft hij nooit meer iets gehoord. ‘Maar waarschijnlijk,’ zei hij, ‘hebben ze er wel een knokploeg op af gestuurd, want zo gaat dat in die wereld.’ Het zou niet onterecht zijn. Ik hoop maar dat zijn tweede poging dubbel lekker was, zodat hij nog een beetje waar voor zijn geld kreeg.

We hebben er later nog eens hartelijk om kunnen lachen en toch maar stilzwijgend besloten om hem er niet mee te pesten. Hij moet voortaan alleen wel opletten met pizza’s bestellen. Er zit altijd wel een grappenmaker naast hem die in zijn telefoon schreeuwt: ‘Als je maar niet denkt dat hij zo stom is zijn geld aan zo’n bitch te geven die het meteen weer naar zijn brommer brengt!’

 

Vrijdag 25 juni – Hamilton

Deze vrijdag hebben we speciaal gereserveerd om naar Hamilton te gaan. Daar heeft een oude kennis van mij (Gary van the Brotherhood Foundation) een tattooshop geopend met de naam “Loco Tattoo’s”. Zijn zakenpartner en collega waar hij mee samenwerkt heet Ruud en die ken ik zelfs nog langer. Zo’n 25 jaar geleden zaten we al bij elkaar in de klas op de Amsterdamse Grafische School. Een goeie reden dus om ze allebei eens op te zoeken. Hamilton ligt op ongeveer een uur rijden van Toronto en er is een goede busverbinding. Zelfs met al het G20-gedoe, dat zich nu steeds nadrukkelijker manifesteert door heel Toronto, functioneert alles nog prima.

Na een veel te duur ontbijtje tegenover een mooi oud gerechtsgebouw stappen we in de bus en maken we een soepele rit over de snelweg. Begin van de middag komen we in een zonnig Hamilton aan en daar pakken we de lokale bus richting Ottawastreet North. Daar vinden we Loco Tattoos in een betrekkelijk rustig straatje van een stedelijke buitenwijk met veel laagbouw. Een typische arbeidersbuurt. Ondanks onze afspraak kijken Gary en Ruud verbaasd op wanneer Fenske en ik voor hun neus staan en ze in het Nederlands begroeten.

Ik benut het gesprek gelijk als interview voor een Nederlands tattooblad. Fenske maakt ondertussen een hele serie foto’s

‘Goedemiddag!’ De mannen zijn allebei net met een klant bezig en hebben daarom rubberen handschoenen aan. ‘Hou ze maar aan hoor’ zeg ik. ‘Een hand geven kan altijd nog’. We beginnen meteen te ouwehoeren over van alles en nog wat en het is eigenlijk meteen weer als vroeger. Ik benut het gesprek gelijk als interview voor een Nederlands tattooblad. Fenske maakt ondertussen een hele serie foto’s. Waarschijnlijk denken de klanten dat we twee buitenlandse journalisten zijn. Ik zie het meer als een bijzondere gelegenheid om twee oude maatjes weer eens te spreken en er meteen een nuttige draai aan te geven. Ruud en Gary vinden het te gek om in een Nederlands tattooblad te komen dus ons gesprek is multifunctioneel. ‘Ik ben klaar’ zegt Gary en doet een verbandje om de klant. ‘Ik ben ook bijna klaar, alleen ik moet er daarna nog eentje doen’ zegt Ruud. ‘Deze dame wil een klein frutseltje, dus dat gaat niet zo lang duren.’

Speciale sfeer

‘Wij gaan ondertussen vast met Gary een biertje drinken bij het terras om de hoek’ zeg ik. Na ongeveer een uur is Ruud er ook weer bij en zijn we met zijn vieren richting station gereden waar we tot in de avonduren bij een andere kroeg hangen. ‘Bedankt voor een leuke dag’ roepen we als we weer afscheid nemen. Het is al vrij laat als we de bus terug naar Toronto pakken. Ook de terugweg gaat verassend soepel. Hoe dichter we bij Toronto komen hoe meer beveiliging we zien, maar we rijden moeiteloos het centrum binnen. Vanaf het station is het nog een aardig eind lopen naar ons hotel, maar dat vinden we juist wel leuk.

De temperatuur is nog steeds lekker op dit late tijdstip en er hangt een speciale sfeer in de stad. Je voelt gewoon dat er iets gaat gebeuren. ‘Ik vermoedde dat we ons vanwege de G20 regelmatig moesten legitimeren, maar dat valt juist wel mee’ zeg ik terwijl we dwars door het centrum lopen. We zien een hoop mannen in pak of uniform uit voorzorg met opgespelde naambordjes lopen. ‘Voor zoiets simpels als een naambordje hebben we maandenlang ons geduld moeten bewaren, weet je nog?’ ‘Hoe kan ik dat vergeten’ zegt Fens lachend.

 

NAAMBORDJESBLUES

Ken je het prachtige liedje “Straatnaambordjesblues” van Harry Jekkers? Nou, ik kan ondertussen wel de naambordjesblues schrijven. Het begon zo:

Ik woonde alweer ruim een jaar gelukkig samen met Fenske toen ze begon over mijn naambordje. Deze stond nog steeds alleen op mijn naam. Ze vroeg of ik dit niet eens aan kon passen. Ik had daar eerlijk gezegd nog geen seconde bij stil gestaan, maar stemde daar natuurlijk meteen mee in. Dit soort onbeduidende details in een mannenwereld kunnen voor de vrouw soms erg gevoelig liggen heb ik geleerd. “Mijn” naambordje zou voortaan “ons” naambordje worden, dus ik ging meteen op internet kijken waar ik zo’n ding kon laten maken. Hij moest namelijk passen bij de rest qua materiaal, formaat en lettersoort, want daar golden duidelijke regels voor. Wat ik zocht was moeilijk te vinden, maar ik wist dat er op de Haarlemmerdijk wel een ijzerwinkel zat die naambordjes maakte. Ik liep naar binnen en sprak de jongen achter de balie aan. ‘Nee, meneer zulke bordjes maken wij niet zelf, dat besteden wij uit. Dus u kunt beter even verder zoeken.’ Ik weer naar huis om verder te zoeken op internet naar die specifieke stijl. Niet te vinden. Ik dacht: “Dat besteden wij uit?” Laten we dat dan ook maar doen.

Uitbesteed

De week daarop ging Fenske met ons oude bordje bij de zelfde ijzerwinkel langs met het verzoek of ze deze precies na konden laten maken bij hun uitbesteedadres. Maar dan met haar naam er bij natuurlijk. ‘Geen probleem’ zei de zelfde gozer achter de balie die mij nog even verder liet zoeken. We zouden gebeld worden als het bordje klaar was. Vervolgens hoorden we een maand lang niets meer van ons bordje. Op een dag haastte ik mij richting Centraal Station om een trein te halen. Ik kwam weer langs die ijzerwinkel waar een andere jongen net een sigaretje buiten de deur stond te roken. Hij herkende mij en zei: ‘Hé, wij hebben nog een naambordje voor je klaar liggen hier!’ Ik zei: ‘Kan ik meteen betalen dan? Want ik heb haast!’

‘Prima!’ Ik liep snel mee naar binnen en daar haalde die jongen trots een naambordje uit een lade. Ik zei: ‘Dat is mijn oude naambordje!’ ‘Oh, dan moet die nog opgestuurd worden’ zei de gek. ‘Vandaar dat we al ruim een maand wachten’ zei ik lichtelijk geïrriteerd en haastte me verder richting treinstation.

Er werd ons zelfs gevraagd of we een ander bordje van onze buren wilden fotograferen zodat ze deze bij de fabriek konden namaken

In de weken daarna zijn Fens en ik allebei los van elkaar nog een paar keer naar deze suffe ijzerwinkel gegaan om te vragen of ons bordje al klaar was. Er werd steeds gezegd dat het wat langer duurde en dat we gebeld zouden worden. Alleen ons vertrouwen daarin werd elke week minder. Na weer een maand wachten was Fenske het zat en ging ze om opheldering vragen. Die druiloor achter de balie kon niet precies zeggen of ons bordje nou bij hen of bij de fabriek lag, want hij kon ook nog wel eens onderweg zijn! ‘Wat?!’ Zoeken of navragen kon hij kennelijk niet. We zouden weer gebeld worden.

[foto: pathdoc/Shutterstock]

En ja hoor! Een week later werden we gebeld met de mededeling dat ons bordje spoorloos was verdwenen. Er werd ons zelfs gevraagd of we een ander bordje van onze buren wilden fotograferen zodat ze deze bij de fabriek konden namaken. Fenske begon nu echt haar geduld te verliezen. Ze zei boos dat ze hoe dan ook ons oude bordje terug wou zodat ze daarmee naar een minder debiele winkel kon gaan. Gelukkig kwam ons oude bordje later weer boven water en werden we weer gebeld. ‘We hebben hem hoor!’ ‘Laten we dat ding maar weer ophalen’ zei ik.

Gratis bordje

Dit zou het einde van dit verhaal kunnen zijn, maar dan onderschat je de stupiditeit van deze ijzerkinkels. We waren het gelul inmiddels helemaal zat en wilden simpelweg ons oude bordje afhalen. Klinkt als een eenvoudige wens, toch? Maar voordat we de kans kregen werd Fenske weer gebeld. Ze vonden dat het toch wel wat lullig gegaan was allemaal, dus ze hadden zelf besloten om ons bordje nog een keer naar de fabriek te sturen voor een nieuwe poging. Fenske (niet blij met deze goedbedoelde onzin) werd opnieuw boos en zei dat we hier niet voor gingen betalen. De winkelier voelde zich inmiddels zo schuldig dat hij ons gratis een goed bordje beloofde. Dat was dan weer een schrale troost na een paar maanden wachten, vragen, bellen en stomme kutsmoesjes aanhoren.

Maar goed, na een week of twee was er nog steeds geen bordje, dus wij weer samen naar die winkel. De jongen achter de balie, waarvan ik me nu serieus afvroeg of hij wel helemaal honderd procent was, zei dat ons bordje nog bij de fabriek lag en dat ze die naar ons huis zouden opsturen als deze klaar was. Dan hoefden we niet voor de zoveelste keer naar de winkel te komen. ‘Wat een stelletje sukkels zijn het hier’ mompelde ik boos terwijl we die ijzerwinkel uitliepen. Toen we buiten voor de deur stonden realiseerde ik mij opeens dat die ijzerwinkel ons adres helemaal niet had. Ze konden dat bordje dus helemaal niet naar ons huis opsturen! Nou werd ik ook boos. ‘Die gasten staan ook nog eens te liegen tegen ons’ riep ik verontwaardigd en wou weer naar binnen gaan om ze eens goed de waarheid te zeggen. Fenske begon nu juist steeds meer de humor van deze belachelijke situatie in te zien en hield me tegen. Ik stond te mopperen en zij moest alleen maar lachen. ‘Chill!’ zei ze. ‘We zijn hier nu al zo lang mee bezig, laat ze nog maar even stoeien met deze opdracht.’ ‘Het is toch gratis.’

‘Dit is inderdaad een verassing!’ ‘In plaats van onze namen op één bordje hebben ze twee losse bordjes gemaakt, van elke naam één!’ ‘Dat geloof je toch niet?’

Weer een week later werden we gebeld dat ons naambordje klaar was. ‘Echt waar?’ Vol verwachting ging Fenske naar de winkel. Er van uitgaand dat het dit keer wel goed moest zijn nam ze de bordjes mee naar huis en gaf ze als verassing aan mij. Ik pakte ze uit en… ‘Dit is inderdaad een verassing!’ ‘In plaats van onze namen op één bordje hebben ze twee losse bordjes gemaakt, van elke naam één!’ ‘Dat geloof je toch niet?’ We wisten niet of we nou heel boos moesten worden of heel hard moesten lachen.

Helemaal klaar

Na deze ongelofelijke tegenvaller gingen we voor de zoveelste keer terug naar de ijzerwinkel en legden nogmaals uit dat het juist ging om één bordje met twee namen. We gingen toch op vakantie, dus ze hadden iets van een maand om dit te fiksen. ‘Ik geloof er niet meer in’ zei ik. Na de vakantie was het bordje klaar. ‘Wat zou er dit keer mis zijn?’ vroeg ik. ‘Ze hebben het weer verknald’ zei Fens. ‘Het is nu een plakbordje in plaats van een schroefbordje.’ ‘En het formaat klopt ook niet!’ We besloten het nu definitief op te geven, maar wel voor de laatste keer om opheldering te vragen. ‘Het juiste bordje is opgestuurd en nu onderweg naar jullie huis’ werd er doodleuk gezegd door die ijzerdebiel. En aangezien die klootviool nog steeds ons adres niet had, dacht ik: ‘Je neemt je achterlijke moer maar in de zeik, vuile leugenaar!’

Ik was er helemaal klaar mee. Om dit verhaal af te sluiten heb ik mijn losse naam weer op de deur teruggeschroefd en het plakbordje, waar de naam van Fenske ook op stond, op de brievenbus geplakt. Eind goed, al goed. Hoewel, het goede naambordje is nooit aangekomen. Hoe zou dat toch kunnen?

 

Zaterdag 26 juni – Toronto

‘Het zou vandaag regenachtig worden’ zegt Fens vanuit het bed. Ik kijk uit het hotelraam en zie hoe deze voorspelling bevestigd wordt door donkere grauwe wolken en natte straten. ‘We passen ons plan er wel op aan’ zeg ik. ‘Laten we vandaag naar Eaton Centre gaan, dat is één van de grootste en mooiste overdekte winkelcentra van Canada.’ ‘Dat lijkt me nou een hele relaxte manier om zo’n druilerige dag te besteden’ zegt Fens. ‘Het is daar in ieder geval droog.’

We lopen net een uur of twee in het winkelcentrum. Ik zie weinig boeiends totdat ik langs een Applestore loop waar ze gloednieuwe i-Pads presenteren. Ik had er al veel over gehoord en gelezen, maar nu kan ik er voor het eerst eentje in mijn handen houden en hem zelf uitproberen. Ik probeer een mailtje naar mijn neef te sturen dat ik in Canada sta met een i-Pad in mijn handen. Het lukt meteen. ‘Cool ding Fens, moet je kijken!’ ‘Ik heb al een tijdje niets laten horen aan de familie in Nederland, dus ik typ even dat alles in orde is.’ Ik heb het nog amper gezegd of de winkelbediening begint zenuwachtig heen en weer te lopen en luid te roepen dat we allemaal zo snel mogelijk de winkel moeten verlaten. ‘Er is iets aan de hand’ zegt Fens. Ik probeer mijn e mail nog af te maken, maar er staan meteen een paar opgewonden winkelbediendes naast me met de mededeling dat er buiten een rel aan de gang is en de winkel zo snel mogelijk dicht moet. ‘Dat is juist leuk om te mailen’ denk ik en drukt nog net op tijd op “send”. ‘Als jullie nog naar buiten willen, dan moeten jullie dat snel doen’ zegt een jongen van de winkel. ‘Anders is het niet meer veilig vanwege de demonstranten die onze kant opkomen.’

Opgefokt

Het lijkt ons onnodig om binnen een overdekt winkelcentrum je winkel te sluiten terwijl de meeste buitendeuren al zijn afgesloten door de beveiliging. We negeren het advies en blijven binnen het winkelcentrum. We waren toch al van plan om hier een paar uur rond te kijken, dus ons boeit het niet zo dat de buitendeuren tijdelijk op slot gaan. We lopen de winkel uit en meteen wordt het rolluik achter ons gesloten. KLENG! ‘Wat een overdreven gedoe’ zeg ik, maar bijna alle winkels doen hetzelfde. Binnen een minuut zit alles potdicht. Er valt nu in het gigantische winkelcentrum nog weinig leuks te bekijken en de mensen die nog binnen lopen worden steeds opgefokter omdat ze geen kant op kunnen.

‘Ik ben benieuwd naar wat er zich buiten allemaal afspeelt’ zeg ik. Gelukkig zijn alle afgesloten buitendeuren van glas, dus we kunnen nog wel naar buiten kijken. Tenminste, dat proberen we. Fenske en ik lopen op één van de grote glazen deuren af en meteen beginnen er een paar beveiligers in uniform heel opgefokt te gillen. ‘Move away from the door! Move away from the door!’ Achter hen zie ik allerlei zwart geklede mensen met borden en vlaggen voorbij lopen, maar echt bedreigend lijkt de situatie niet. De rood aangelopen beveiligingsmensen die steeds ontploffen van opwinding als er iemand bij de deur in de buurt komt lijken me gevaarlijker. ‘Daar staan we dan.’ De winkels zitten potdicht en de deuren zijn verboden terrein. We kunnen alleen maar een beetje door de gangen van het grote gebouw dwalen. Als ratten in de val. Bij een andere glazen deur zien we dat er ook gewone wandelaars voorbij lopen. De situatie ziet er vanaf hier niet bepaald rellerig uit. Het winkelcentrum reageert wel erg overdreven op een stelletje langslopende demonstranten’ zeg ik verbaast. Nadat we al een uur in het gebouw vastzitten ontdek ik een winkel met een glazen rolluik die TV’s verkoopt. Ik gluur naar binnen en zie het voltallige winkelpersoneel met open mond naar een rij TV’s staren die allemaal op nieuwszenders staan die dezelfde live beelden uitzenden. ‘Moet je kijken!’ zeg ik Fens aantikkend en samen gluren we naar binnen. Met open mond zien we op elk televisiescherm mensen vechten, vernielen, schreeuwen, ramen in gooien en zelfs politieauto’s in de brand steken. Overal agressie en paniek. ‘En dat is allemaal vlak bij ons in de buurt!’ zeg ik verbaast. ‘Het is dus toch wel iets heftiger dan we dachten’ zegt Fens.

Overal ligt glas. We kijken rond en zien dat er bij driekwart van de winkels om ons heen de ruiten zijn ingegooid of ingeslagen

‘Hoe dan ook, we lopen nou al uren door een gesloten winkelcentrum en het begint nogal saai te worden’ zeg ik lichtelijk geïrriteerd. ‘Zeker vergeleken met de spannende chaos buiten.’ We doen nog wat vergeefse pogingen om buiten te komen. ‘Kijk, daar gaat een deur naar de achterkant van het gebouw!’ zegt Fens. De deur komt uit op een soort binnenhofje en daar is geen kip te zien. De beveiliger die bij deze deur staat is in tegenstelling tot de mannen aan de voordeuren heel relaxed. We vragen of we er even snel door mogen en hij vindt het best. ‘Het is binnen wel een stuk veiliger dan buiten, maar jullie moeten het zelf maar weten’ zegt hij met een glimlach. Nou, die beslissing is snel gemaakt. We lopen het hofje in, gaan door een steegje om het gebouw heen en zo komen we uit in één van de grote winkelstraten. En daar zien we iets dat we echt even moeten verwerken voordat we het kunnen geloven.

Spookstad

‘Wauw, dit is bizar!’ We lopen nu buiten door de straat waar de glazen voordeuren van het winkelcentrum op uitkomen. Zo langs de ruiten waar we van de bewaking binnen niet eens bij in de buurt mochten komen. Overal ligt glas. We kijken rond en zien dat er bij driekwart van de winkels om ons heen de ruiten zijn ingegooid of ingeslagen. Hier en daar liggen uit elkaar gespatte verfbommen of zijn leuzen gekliederd. Winkeliers zijn gevlucht of proberen uit alle macht hun winkel heel te houden. Sommige etalages zijn volledig geplunderd. Een enkeling staat te vegen of probeert zijn kapotte ramen dicht te timmeren. Maar de meeste winkels zien er compleet verlaten uit. ‘Het is hier opeens net een soort spookstad’ zeg ik verbaast. Ook de straten om de hoek zijn vrijwel leeg en de mensen die hier nog wel rondlopen kijken geschokt om zich heen. Het is een totale ravage. Fenske en ik lopen met stijgende verbazing over knarsende scherven.

Complete chaos

Her en der hollen journalisten en fotografen druk heen en weer om de ravage zo goed mogelijk vast te leggen. De demonstranten zijn nergens meer te bekennen. Eén Mexicaanse man die nog als enige staat te protesteren met een bord over immigratie in zijn handen krijgt daarom alle aandacht. Hij staat huilend van opwinding een heel verhaal te schreeuwen over wat hij heeft meegemaakt terwijl de fotografen hem gretig vastleggen tegen de verwoeste achtergrond. Sommige omstanders komen nieuwsgierig op deze actie af, terwijl anderen juist zo snel mogelijk weg proberen te komen uit deze heksenketel. Bang voor wat nog gaat komen. Fens en ik kijken elkaar aan, maar weten niets te zeggen. De sfeer op straat is paniekerig, alsof elk moment de pleuris weer kan uitbreken. Overal heerst complete chaos. ‘Weet je wat ik nou zo vreemd vind?’ zeg ik tegen Fens om ons zwijgen te doorbreken. ‘Dat we binnen deze zwaar beveiligde G20 zone nergens een politieagent zien!’ ‘Dit blok is pure anarchie binnen één van de meest beveiligde zones ter wereld!’ ‘Waar zijn die duizenden militairen en agenten?’ ‘Wat is hier aan de hand?’

Een man ziet mijn verbazing en begint ons dat ter plekke vertellen. Ik hoor de opwinding in zijn stem: ‘Er is nu een grote groep demonstranten door de stad aan het lopen en binnen deze groep schuilt een beweging die zich “the Black Block” noemt.’ ‘Deze radicale, in zwart geklede en onherkenbaar gemaakte demonstranten lopen tussen de gewone demonstranten in grote groepen.’ ‘Om de haverklap rent er dan eentje uit de groep om een winkelraam kapot te slaan of een politieauto in de fik te steken, om zich daarna meteen weer in de massa te begeven.’ ‘Zo is het voor de politie volstrekt onduidelijk wie wat doet en kunnen ze moeilijk mensen oppakken voor hun daden.’ ‘De politie heeft door de hele stad dus zijn handen vol aan de Black Block-leden en probeert deze nu overal tussen de gewone demonstranten uit te halen.’ ‘En dat is lastig als het overal tegelijk een chaos is!’

De situatie waar we nu middenin zitten is duidelijk wereldnieuws. Langs een spoor van verwoesting lopen we ons hotel binnen

Terwijl we verder lopen zien we dat een paar grote winkelketens snel timmerlui hebben ingezet om hun winkels dicht te spijkeren. Kleine winkeliers voor wie het al te laat is staan soms met tranen in hun ogen de scherven op te ruimen. Voor de zoveelste keer tijdens deze wereldreis heb ik even het gevoel dat we over een filmset lopen. ‘Het moet niet gekker worden!’ We slaan de hoek om en zien opeens een hele andere scène. Terwijl er eerst nog geen politieagent te bekennen was zien we nu opeens een straat die letterlijk zwart ziet van de agenten in speciale gevechtspakken. Helmen met glazen beschermkappen, schilden, knuppels,

traangasbommen, geweren met rubberen kogels, pistolen met echte kogels, alles er op en er aan. ‘Holy shit Fens, die gasten maken geen grappen!’ Ze zijn bezig om complete straatblokken af te sluiten en proberen de demonstranten uit de richting van het centrum te drijven waar president Obama nu met zijn G20-vriendjes aan het vergaderen is. ‘Dit lijkt steeds meer op een oorlogssituatie.’ ‘Ja, en wij staan er middenin!’ ‘Het lijkt me verstandig om richting ons hotel te lopen, want we hebben geen idee hoe ernstig dit allemaal is’ zegt Fens ongerust. ‘We weten ook niet of ze bepaalde blokken met mensen en al gaan afsluiten en ik heb geen zin om buiten vast te zitten.’ We lopen richting het hotel en zien onderweg al wat livebeelden op de televisies die overal aan staan. ‘Zo te zien is het in andere straten nog erger dan bij ons.’ De situatie waar we nu middenin zitten is duidelijk wereldnieuws. Langs een spoor van verwoesting lopen we ons hotel binnen.

Ramptoeristen

Eenmaal in het hotel doen we meteen de TV aan. ‘Ik ben supernieuwsgierig wat er allemaal gemeld wordt’ zegt Fens. Op het scherm zien we pas echt goed wat een chaos het overal is. En niet alleen dat, we kunnen nu ook live zien hoe de strijd nog in volle gang is. ‘Het hart van de strijd is nu zelfs vlak bij ons hotel!’ roept Fens. Nadat we een tijdlang compleet gebiologeerd naar het nieuws hebben gekeken kunnen we ons nog maar amper beseffen dat we letterlijk op een “steenworp” afstand van dit wereldnieuws op een hotelkamer zitten. Onze nieuwsgierigheid wint het van de behoefte om veilig te zitten, dus we trekken onze schoenen weer aan. We moeten gewoon naar buiten toe. Beneden zien we vanuit de lobby al dat we niet de enige ramptoeristen zijn. Vanuit alle straten lopen er nu mensen richting het park waar er het hevigst gevochten wordt. Allerlei amateur-fotografen en filmers zijn nu ook massaal de straat op gegaan. ‘Ik vermoed dat we het park niet eens gaan halen.’ Het blijkt al gauw te kloppen.

Ongeveer één blok van het park vandaan stuiten we op een rij van zo’n honderd agenten op fietsen die daarmee een blokkade vormden. Er verzamelen zich steeds meer demonstranten en toeschouwers in het afgesloten stuk straat. Mijn oog valt op een groepje van vier jonge donkere jongens die geheel in het zwart gekleed zijn. ‘Ik voel gewoon dat ze op rellen uit zijn’ zeg ik. Fenske knikt instemmend. Het duurt niet lang voordat ze allerlei gangsterachtige bewegingen en gebaren naar de overmacht van agenten beginnen te maken. ‘Kom dan!’ roept één van de jongens steeds van een veilig afstandje naar de levende blokkade. Bijna alle agenten kijken boos en geïrriteerd terug naar de vier jongens, maar één van hen maakt een gebaar terug. En dat gebaar is duidelijk te interpreteren als: ‘Als je problemen wilt, dan kom jij dan maar even hier naartoe’. En ja hoor. Eén van de jongens is daadwerkelijk zo stom om heel stoer op de honderd agenten af te lopen. Zijn machopose duurt echter niet lang. De jongen nadert de agenten en wordt hardhandig tegen de grond gesmakt. Binnen enkele seconden wordt hij achter de rij van zwarte uniformen neergegooid die zich meteen weer sluit als een gordijn. We kunnen nog net zien hoe hij direct in de boeien wordt geslagen en hardhandig wordt afgevoerd. Geen grappen dus. De sfeer wordt steeds grimmiger in de afgesloten straat en tegelijkertijd wordt het ook snel donker. ‘Zullen we maar weer richting het hotel gaan?’

Drinken op terras

We besluiten wat te drinken bij een Ierse pub met een open terras. Ik ben verbaast dat de pub gewoon open is. ‘Je hebt mazzel dat je ramen er nog in zitten’ zeg ik tegen de barman. ‘Oh, we are safe’ zegt hij nonchalant. Hij heeft overal TV’s hangen met het geluid uit, maar wel allemaal met het nieuws aan. Af en toe laat hij er met weinig interesse zijn oog op vallen en op basis daarvan heeft hij geconcludeerd dat hij wel veilig is. ‘De rellen zijn letterlijk op een steenworp afstand van je pub’ zeg ik glimlachend. ‘Ja, maar dit is een particuliere kroeg en daarom lopen we geen gevaar’ zegt hij stellig. De man heeft er blijkbaar geen notie van dat de Black Block het niet zo nauw neemt met welke ramen ze wel en niet kapot slaan. Volgens het nieuws hebben ze het voornamelijk op de grote bedrijfsketens gemunt, maar wij hebben inmiddels al heel wat kapotte winkels gezien die niet bij grote ketens horen. Maar ja, hij moet het zelf maar weten. ‘Ik zit eigenlijk wel lekker hier’ zegt Fens. ‘Midden tussen de actie en genoeg schermen om het nieuws te volgen.’ ‘Ik ben alleen wel erg benieuwd naar wat ze zeggen.’ ‘Ja, deze situatie blijft zich voorlopig nog ontwikkelen.’ We besluiten verder te drinken op onze hotelkamer waar we nog steeds een heerlijke fles wijn hebben staan van de proeverij. Terwijl we deze fles soldaat maken zappen we langs alle nieuwskanalen die bijna non stop livebeelden van de rellen uitzenden. ‘Spannend hoor!’ ‘Wat een bizarre dag is dit!’

Afvoerputje

Ik begrijp de demonstranten volledig en ik kan zelfs nog een heel eind meedenken met de Black Blockers die grote bedrijven aanvallen. Terwijl de gewone demonstranten qua media compleet verzwegen worden heeft de hele wereld het nu wel over de Black Block en haar standpunten. Aan één kant een nuttige protestactie dus, maar aan de andere kant oogt het niet bepaald intelligent als je op TV ziet hoe ze al die winkels slopen. Het hele centrum ligt letterlijk aan diggelen. Niet zo gek dus dat gewapende eenheden in heel Toronto nu alles en iedereen zeer scherp in de gaten houden.

Het lijkt af en toe wel op Lhasa. Ik kan me nog een trip naar Vietnam herinneren waar je ook steeds in de gaten werd gehouden, maar daar ging het juist weer een beetje stiekem. Daar kwamen we dagelijks in een bar waar altijd een magere oude kerel aan de bar hing die nog geen deuk in een pakje boter kon slaan, maar wel alles meteen doorbelde naar zijn maatjes in uniform. Daar kreeg hij vast geld of privileges voor. Eigenlijk was het zo’n beetje de enige kroeg van Hanoi die ’s nachts open was en daardoor was het ook meteen het afvoerputje van de stad.

 

POOLEN IN HANOI

In 2007 was ik met Hopebox in Vietnam om daar creatieve projecten te doen met de plaatselijke jeugd. Die projecten zijn meestal hiphop-georiënteerd en dit keer was ik onder anderen met rapster Bad Brya en kunstschilder Chaz van the London Police op stap. Naast alle muurschilderingen en muzikale optredens hadden we gelukkig ook genoeg vrije tijd om ’s avonds de stad te verkennen. Vaak ging iedereen ’s avonds pitten en liep ik alleen met Chaz nog wat door het nachtelijke Hanoi te struinen. Er was alleen niet zo veel “going on” daar. We hoorde van een paar locals dat Hanoi vroeger juist een zeer bruisend nachtleven had, maar dat dit op een gegeven moment helemaal uit de hand liep met drank en vooral drugs. Het communistische regime greep hard in en overal waar ze onverwachts binnen vielen lag de grond bezaaid met gedumpte drugs. Hierop werden een hoop tenten al dan niet tijdelijk dicht gegooid en was de stad ’s nachts rustiger dan ooit. Leuk, dat hadden wij weer! Er was eigenlijk maar één tent de hele nacht open en dat was de Lighthouse aan de rand van de stad.

Ouwe knar

Je kunt wel raden dat al het vage uitschot van de stad hier ’s avonds samenkwam. Een bonte mengelmoes van locals en verdwaalde toeristen werd er scherp in de gaten gehouden door een loerende bejaarde man in uniform die waarschijnlijk niets beters te doen had. Wij moesten een beetje lachen om die ouwe knar, maar we hoorde al snel dat hij in no time de politie kon inschakelen als er stront aan de knikker was. Hij stond er ook niet om in te grijpen, maar om te observeren en alles te rapporteren dat verdacht was. Evengoed werd er buiten in de tuin flink geblowd en aan de pooltafel gegokt. Zo scherp was die ouwe niet. Nou kan ik zelf aardig poolen en Chaz is Engelsman, dus dat spreekt haast voor zich. We hadden deze tent inmiddels al een paar keer “gesloten” zoals de Engelsen dat zo mooi zeggen, dus we begonnen al een beetje bekende gezichten te worden.

Het kwartje viel. Die patser werd meteen boos en begon te roepen dat ik vooral niet moest denken dat we zouden winnen van hem

[beeld: Talaj/Shutterstock]

Het was ook de plaatselijke gangsters niet ontgaan dat we aardig konden poolen dus al gauw werden we uitgedaagd. Eén van de vaste locals was een blonde Roemeen. Hij viel door zijn haarkleur erg op in deze stad en had constant een paar kortgerokte Vietnamese chickies om zich heen hangen. Hij liep de hele tijd stoere verhalen op te hangen over geld, drugs en illegale feesten en nu wou hij met een maat die ook goed kon poolen tegen ons dubbelen om geld. Veel geld. Aan zijn bek te zien was hij niet vies van de nodige harddrugs en voelde hij zich helemaal “the man” daar. Ik zei kalm dat ik zijn uitdaging wel aan wou gaan, maar dat ik zijn geld niet nodig had. Het kwartje viel. Die patser werd meteen boos en begon te roepen dat ik vooral niet moest denken dat we zouden winnen van hem.

Gelul over geld

Chaz begon de ballen al klaar te leggen en ging niet eens in op hun gelul over geld. Er werden belachelijke bedragen geroepen van 500 dollar, wat daar zo’n beetje neer komt op een jaarsalaris. Ik herhaalde dat ik zijn geld niet nodig had en geïrriteerd begon de blonde patser aan het spel. Het zag er al snel naar uit dat Chaz en ik gingen winnen, dus die Roemeen begon steeds meer in de weg te lopen en irritant op de tafel te tikken als wij aan het mikken waren. Chaz en ik trokken ons er niets van aan en gingen grappig genoeg juist steeds beter spelen. Dit werd echt een afslachting op de pooltafel. Het luidruchtige clubje rond de stoere Roemeen werd steeds stiller. De spanning was te snijden.

Roemeen met 500 dollar

Op een gegeven moment kon Chaz de winnende 8-ball potten. Het was een behoorlijk moeilijk schot dus hij stond geconcentreerd te mikken. De blonde Roemeen had het niet meer van de zenuwen en begon weer hard met zijn vlakke hand op de tafel te slaan. Chaz keek niet op of om. De blonde patser schreeuwde nu: ‘I bet you 500 dollar that you can’t make this shot!’ Het hele café keek gespannen toe, maar Chaz kreeg alleen maar een grote grijns op zijn bek. Hij zei: ‘look me in the eye when you make a promise’. De Roemeen keek hem strak aan en op het zelfde moment schoot Chaz de witte bal zonder het oogcontact te verbreken. Zonder te kijken dus. Klak! Tergend langzaam begon de 8-ball te rollen. Chaz voegde er nog luchtig aan toe: ‘Now watch this bitch!’ en plop! Daar viel de 8-ball keurig het juiste gat in.

Alle bekken vielen open van verbazing en de Roemeen was met stomheid geslagen. Vooral over die 500 dollar. Hij was compleet van de tafel geveegd en afgegaan voor zijn vrienden. Heerlijk! Deze nacht kon niet meer stuk. Toen we diep in de nacht weer naar ons hotel liepen vroeg ik aan Chaz hoe hij in godsnaam zo zeker kon weten dat hij zo’n moeilijk schot zou raken. ‘Oh, that was pure bluf mate!’ zei hij droog. Onvergetelijk!

 

Zondag 27 juni – Toronto

Vandaag is onze laatste hele dag in Toronto en we hebben afgesproken om deze met Ruud en Gary te spenderen. Na een zompig ontbijt op de hoek lopen we meteen door naar het busstation waar ze om één uur aan moeten komen. Het leger van politie dat door de hele stad verspreid staat is nog steeds in opperste staat van paraatheid. Om gezeik te voorkomen hebben Fens en ik geen zwarte kleding aangetrokken, want de jacht naar de internationale Black Blockleden is nog steeds in volle gang. Er zijn zelfs invallen gedaan bij schuilplaatsen waar ze slapen. Precies om één uur komen we bij het busstation aan en Ruud en Gary staan er al. Normaal gesproken zijn dat jongens die vaak volledig in het zwart lopen, maar gelukkig hebben ze nu allebei een legergroene broek aan. Dat scheelt misschien een beetje, maar ondertussen lopen we nu toch over straat met twee alternatief geklede figuren die allebei van top tot teen ondergetatoeëerd zijn. Doodskopje hier, kogelriempje daar, kortom typische relschoppers in de ogen van de gemiddelde agent. En dat is duidelijk te merken. We lopen nog geen minuut met zijn vieren over straat of we worden bij de eerste hoek al aangehouden. De agenten willen weten waar we vandaan komen, waar we naartoe gaan en wat we van plan zijn. Ze willen bij Gary in zijn tas kijken en Ruud zijn Letterman wordt uitvoerig bekeken. Ze laten alles rustig toe, want vooral Ruud moet oppassen. Hij zit middenin een ingewikkeld proces om een legale Canadees te worden, dus hij kan om het minste geringste weer teruggestuurd worden naar Nederland. We komen weg met een waarschuwing dat we beter de stad niet in kunnen gaan. ‘Oké!’ Maar we gaan natuurlijk regelrecht de stad in.

Warzone

Daar lopen we dan. Met twee “verdacht uitziende personen” in een gebied dat gisteren nog een “warzone” was. Werkelijk overal om ons heen staan gewapende agenten in de hoogste staat van paraatheid. We voelen gewoon de priemende ogen bij elke post waar we langs lopen. De meeste winkels zijn nu dichtgetimmerd en het meeste glas is opgeruimd. Er zijn nu ook geen protestacties meer in de buurt waar wij lopen. Toch blijft het een gekke situatie, want bijna alles is dicht en de straten zijn overspoeld met agenten die na gisteren toch een tikkeltje opgefokt zijn. Er is niet zo veel dat we kunnen doen in de stad. De Ierse pub bij ons hotel doet als één van de weinige plekken nog steeds alsof er niets aan de hand is en is gewoon open. ‘Fuck it, dan gaan we hier gewoon drinken!’ Net als we denken we die middag weinig bijzonders meer te zien krijgen komen er opeens een paar honderd demonstranten voorbij op de fiets. Waarschijnlijk hebben ze dit via internet afgesproken, want het zijn er echt heel veel. Ze fietsen expres op hun dooie gemakje als één grote sliert door de straten van Toronto, waarmee ze het hele autoverkeer finaal plat leggen. Een mooi bedachte actie, want er is eigenlijk niets illegaals aan en het trekt ontzettend veel aandacht. Al dan niet gewenst. De fietsers hebben er duidelijk lol in, want veel van hen fietsen zingend langs ons terras met een grote glimlach. Nadat de hele stoet voorbij is komen de eerste automobilisten weer stapvoets voorbij rijden. Duidelijk zwaar geïrriteerd.

Na een lange tijd rondslenteren hebben we nu tenminste een doel. We komen alleen niet ver want we worden weer aangehouden. Gary heeft een riem om waarvan de gesp de vorm heeft van een boksbeugel

Na een paar biertjes gaan we weer op pad. We lopen naar Yorkville in het noorden van Downtown. Toevallig één van de weinige buurten die we nog niet bekeken hebben. Het is een vrij chique buurt met veel dure designwinkels en kunstboetiekjes. Het is hier een stuk rustiger qua protestacties en beveiliging, dus er is ook wat meer open. Toch hebben we hier niet zo veel te zoeken. We besluiten door Queenspark weer naar het zuiden te lopen. Gisteren was dit park nog het hol van de leeuw, maar vandaag is het een vredige studentencampus waar vrolijk gevoetbald wordt. Als je nu rondkijkt is het net alsof er niets gebeurd is. Even verderop, in de straten van het centrum staan we opeens volop tussen de agenten in “riotgear”. Sommige straathoeken zien letterlijk zwart van de vechtpakken. ‘Even naar de plee’ roep ik en duik het eerste restaurant in dat ik zie. Daar raken we aan de praat met een man die ons attendeert op een jazzfestival dat niet ver is van waar we zijn. Er zouden veel grote namen spelen, waaronder Herby Hancock, dus het klinkt ons als muziek in de oren. Na een lange tijd rondslenteren hebben we nu tenminste een doel. We komen alleen niet ver want we worden weer aangehouden. Gary heeft een riem om waarvan de gesp de vorm heeft van een boksbeugel. Gary zegt dat het maar een gesp is, maar deze kun je wel los maken en als echte boksbeugel gebruiken. Op zich heeft de agent dat dus heel scherp opgemerkt. Hij wil dat Gary de gesp inlevert, maar dan zou ook zijn broek afzakken. Het wordt een discussie. ‘Jullie kunnen hem moeilijk naakt verder laten lopen’ zegt Fenske vriendelijk. De agent is gelukkig de lulligste niet, dus we komen er weer met een waarschuwing van af. Ik vraag ondertussen aan een andere agent of hij misschien weet waar het jazzfestival is, maar hij antwoordt dat er nergens zo’n festival is. We kunnen maar beter naar huis gaan volgens hem.

Jazzfestival

Dat Ruud en Gary er nogal “verdacht” uitzien blijkt ook weer als we een winkeltje inlopen om wat drinken te kopen. Een agent die net naar buiten loopt houdt netjes de deur voor ons open en zegt: ‘Please, don’t throw rocks at us’. Nu Gary met riem en al mag doorlopen lijkt het ons verstandig om snel de hoek om te gaan. ‘Kom, straks bedenken ze zich nog.’ Vreemd genoeg zien we om de hoek meteen een grote tent met een hoop kraampjes er omheen. ‘Dit is gewoon het jazzfestival dat we zochten!’ zeg ik verrast. ‘Die extra agenten die voor de G20 beveiliging van buitenaf zijn aangetrokken weten dus letterlijk niet wat er om de hoek gebeurt.’ ‘Of ze staan gewoon te liegen tegen ons.’ Ik vermoed het eerste eigenlijk, want het is nog steeds een chaos en veel agenten kennen deze stad niet goed.

Donder en bliksem

We lopen recht op het jazzfestival af. Het is onze laatste dag in Canada en ik ben Ruud net aan het vertellen over het rare toeval dat we in alle landen hebben met onweer op de laatste dag. Het is ondertussen alweer verdacht warm en benauwd geworden. De regen was al voorspeld en ik zie her en der alweer van die kleine onweersvliegjes opduiken. ‘Het zou toch niet…?!’ Tegen zeven uur lopen we het festivalterrein op en precies op dat moment ontstaat er een wolkbreuk. Het is opeens pikkedonker, het water klettert met bakken tegelijk naar beneden en op hetzelfde moment begint het recht boven ons hoofd keihard te donderen en te bliksemen. Overal rennen mensen voor dekking en het gezellige festivalterrein is in één klap leeg.

‘Wat een timing!’ ‘Dit is toch echt fucking ongelofelijk!’ We rennen naar een klein tentje waar we wel een uur staan te schuilen, maar de regen wordt er niet minder om. Overal ontstaan grote diepe plassen op de straat. Ik sta me zeker een uur lang te verbazen over de gang van zaken. ‘Wat is dat toch met die onweer die ons overal achtervolgt op de laatste dag?’ ’Toeval? Of bestaat toeval niet?’

Bizarre situatie

‘Kom we gaan een bandje kijken vanuit een andere tent.’ Er speelt een goede skaband maar we zien er weinig van waar we staan. ‘Laten we dan snel door de regen lopen, op zoek naar een warme en droge plek.’ Eén van de weinige gelegenheden die nog open is, is het Hardrock Café op het grote winkelplein bij Dundas. Vlak tegenover het winkelcentrum waar we gisteren nog vast werden gehouden. Nu zitten we er met zijn vieren uitgebreid te eten voordat we elkaar weer een goede reis toewensen. Ruud en Gary gaan weer richting het busstation om daar de bus naar Hamilton te pakken. Wij lopen terug naar het hotel om alles in te pakken en ons klaar te maken voor de laatste overnachting en de vlucht naar Schiphol. Eenmaal terug op de kamer gaat meteen de TV weer aan om te zien of er nog heftige acties zijn geweest. ‘Zo, we hebben echt heel veel mazzel gehad!’ roep Fens. ‘Vlakbij het Queenspark, waar we vanmiddag nog zo rustig liepen, heeft de politie een hele grote groep mensen ingesloten.’ ‘Buiten in de stromende regen.’ ‘Dat doen ze omdat er volgens hen “verdachte personen” tussen lopen.’ Ze hebben een soort insluittechniek bedacht waarbij ze hele blokken omsingelen en straten afsluiten. Zo kunnen ze de mensen als een soort veekuddes bij elkaar houden. Een hoop mensen zijn hierbij gearresteerd en afgevoerd, maar nog veel meer mensen, onschuldige mensen, hebben zo uren en uren in de koude stromende regen gestaan. Zonder uitleg of wat dan ook. Een vrij bizarre situatie waar een heleboel burgers woedend om zijn.

Maar ja, wij zijn nu vooral blij dat we weer in onze eigen warme, droge en comfortabele hotelkamer zijn. Voor de laatste keer deze trip. Normaal gesproken zouden we zo’n laatste avond uit gaan, maar het weer is nog steeds superslecht en de sfeer buiten erg raar en onvoorspelbaar. De laatste keer dat ik zoveel mensen in de stromende regen zag staan was op het Sint Pietersplein in Vaticaanstad. Maar ja, dan hebben we het natuurlijk wel over een legendarisch bedevaartsoord waar zelfs de ziekste sterveling nog kans maakt op een genezing.

 

ROOMSER DAN DE PAUS

Omdat Fens en ik vlak na elkaar jarig zijn en allebei van reizen houden, geven we elkaar elk jaar een stedentrip cadeau. Zo hoeven we nooit moeilijk te doen met originele cadeautjes bedenken en vinden. We bespreken elk jaar naar welke stad we willen gaan en boeken dan een reisje. Een leuker cadeau bestaat er wat mij betreft niet. Materiële rommel vergaat immers en een geslaagd reisje draag je voor altijd bij je als een mooie herinnering.

Zo gingen we in 2008 naar Rome. Een schitterende stad om doorheen te wandelen, maar zo katholiek als het verkrachten van koorknaapjes en zo duur als een schoon geweten. Op onze eerste avond wilden we wat gaan drinken in een gezellig café. Het was even zoeken, maar uiteindelijk vonden we toch een leuke tent die nog open was. Ik vroeg wat Fenske wilde drinken en liep naar de bar. ‘Ik ga wel vast zitten daar’ zei ze. ‘Nee, wacht even’ zei ik, maar ze zat al. ‘Wat was er nou?’ vroeg ze toen ik even later met de drankjes aan kwam lopen. ‘Nou, omdat jij zo snel ging zitten zijn onze drankjes nu twee keer zo duur!’ ‘Wat is dat nou voor onzin?’ zei ze. En zo kwamen we op een heel gesprek over allerlei smerige Italiaanse trucjes om geld uit de zakken van toeristen te kloppen. Eén van die trucjes is met kleine lettertjes onderaan de prijzenlijst zetten dat als je je laat bedienen aan een tafeltje, de barprijs verdubbeld. Fenske had hier nog nooit van gehoord en kon het nauwelijks geloven. Ik zei haar dat ze er deze vakantie maar eens goed op moest letten en dan oordelen. En inderdaad. Bijna overal waar we kwamen gold deze achterbakse stinkregel. Rare jongens die Romeinen.

‘Dit is een heilige plaats. Wilt u hier rekening mee houden door niet hardop te praten en overal van af te blijven? Dank u voor uw medewerking!’

[foto: giulio napolitano/Shutterstock]

Het is natuurlijk ook de stad van het Vaticaan en deze heilige schijnvertoning trekt als bedevaartsoord hele drommen wanhopige zielenpieten aan die daar hun heil zoeken. Op een donkere regenachtige dag gingen Fens en ik de Sint Pieterskerk in het Vaticaan bekijken. Het zag er een beetje triest uit zo, al die mensen met paraplu’s in de stomende regen. De hoeveelheid rolstoelen en krukken maakte het uitzicht niet vrolijker. Van binnen was het een enorm patserig gebouw dat overal blinkt van de indirect gestolen rijkdommen. Beneden in de kelder kun je de graven zien van alle gestorven pausen. Erg grappig vond ik het bandje dat daar continu werd afgespeeld. Daarop hoorde je luid en duidelijk, in een stuk of zeven verschillende talen, continu de volgende tekst: ‘Dit is een heilige plaats. Wilt u hier rekening mee houden door niet hardop te praten en overal van af te blijven? Dank u voor uw medewerking!’ Te bizar eigenlijk als je er over na denkt. Overal stonden bewakers in een fout uniform met strakke gezichten de boel scherp in de gaten te houden. Alsof er iemand met een dooie paus vandoor wil gaan.

Lullig zelfgeknipt bordje

Ik kon mijn lachen echt niet meer inhouden toen we bij een gang kwamen waar we volgens het geplastificeerde bordje niet in mochten. Moet je je eens voorstellen: Dan loop je in een gebouw van onschatbare waarde en dan zie je een te lullig zelfgeknipt bordje van een zwart poppetje in een rode cirkel met een schuine rode streep er doorheen. Kennelijk vonden de knipmonniken het moeilijk om het menselijke vormpje in één stuk te knippen, want de benen waren los aan het rompje geplakt. Het bordje was al erg oud en de beentjes waren er inmiddels van afgevallen. Ik tikte Fenske aan, wees naar het bordje en toen naar de rij met invalide mensen buiten. ‘Mensen zonder benen mogen hier niet in! Dank u voor uw medewerking!’ Ja, neem dan die streng kijkende bewakers ook nog maar eens serieus. En lachen mag natuurlijk ook niet, want mensen zonder benen hebben het al moeilijk genoeg met al die dubbele koffieprijzen.

 

Maandag 28 juni – Toronto – Amsterdam

We mochten van ons hotel een late check out hebben tot twee uur ’s middags. Dat kwam zeer gunstig uit zo op onze dag van de terugreis. Nog even lekker rustig aan doen. Na Nederland op TV de WK-wedstrijd tegen Slowakije te zien winnen trek ik nog even wat baantjes in het zonovergoten zwembad. Ik ben de enige in het hele bad en de jonge badjuffrouw, die al lang heeft gezien dat ik goed kan zwemmen, zit haar studieboeken te lezen. Wat een heerlijke rust zo op dit dak. Het weer is prachtig en mijn tas zo goed als ingepakt. We pakken een taxi naar het vliegveld en doden daar de lange wachttijd van onze internationale vlucht met het opmaken van onze laatste Canadese Dollars.

Op vliegvelden rondhangen zal nooit mijn hobby worden. Na lang wachten zitten we dan eindelijk in het vliegtuig. Er zijn alleen maar mannelijke stewards aan boord die (naar mijn bescheiden mening) stuk voor stuk aantonen dat stewardess meer een vrouwenberoep is. Aan de lopende band laten ze dingen vallen, stoten ze met hun karretjes tegen mensen aan, of anders maken ze zelfs zonder karretje wel ergens een lompe botsing. Elke keer als er eentje voorbij stampt moet ik helemaal van het pad wegleunen om niet aangestoten te worden. Een beetje irritant. Maar dat is nog niets vergeleken met de Afrikaanse moeder die met vijf jengelende koters recht achter ons zit. Vier van de vijf zijn nog wel te doen, maar de vijfde heeft energie voor tien en verslaat haar broertjes en zusjes glorieus met irritant zijn. Het is een meisje van een jaar of drie en ze zit recht achter mij. Ze is vanaf de start al urenlang onophoudelijk aan het krijsen. Haar stem is zo hard en schel dat het halve vliegtuig er last van heeft. Kun je nagaan hoe het in mijn stoel klinkt! Haar snerpende gegil gaat door merg en been. Ik blijf maar hopen dat het ophoudt, maar er lijkt geen einde aan te komen. Tijdens het gillen zit het kind telkens tegen mijn rugleuning aan te trappen en met het tafeltje te klepperen. En dan niet per ongeluk, maar zo hard als het kan en zonder pauze. Ik heb al een paar keer geïrriteerd naar achteren gekeken, maar de moeder die dit helse kind gebaard heeft is waarschijnlijk al hersendood. Telkens als ik naar haar kijk zit ze compleet stoïcijns voor zich uit te kijken alsof er niets aan de hand is. Ik vraag haar een paar keer of ze haar kind niet onder controle kan krijgen, of dat op zijn minst kan proberen. Mijn blikken worden net zo onverschillig genegeerd als de terreurdaden van haar kleine duivelskind. Het kind persoonlijk op haar daden aanspreken is nutteloos, want het spreekt alleen Afrikaans en het is een peuter die compleet uit haar dak is.

Ik voel dat mijn geduld op raakt en krijg een sterke behoefte om het kind te wurgen. En daarna de moeder, voor het geval ze denkt dat ik haar een plezier doe

De stewards hebben ondertussen eten uitgedeeld en ook zij trekken zich niets aan van het kind. Een prachtige gelegenheid voor het kind om nu ook met eten te gaan gooien. Binnen een mum van tijd ligt het hele gangpad onder de drek en de kruimels. De moeder kijkt nog steeds als een zombie naar haar televisieschermpje en de stewards lopen met hun lompe poten gewoon over het geknoeide eten heen. Ik voel dat mijn geduld op raakt en krijg een sterke behoefte om het kind te wurgen. En daarna de moeder, voor het geval ze denkt dat ik haar een plezier doe. Ik ga met mijn  knieën op mijn stoel zitten zodat ik met mijn hoofd vlakbij het hoofd van de moeder kan komen en zeg luid en duidelijk: ‘Control your fucking kid! This is not normal! Do something!’ Eindelijk komt dat achterlijke kutwijf een beetje in actie en probeert ze samen met haar zus het kleine monster in bedwang te houden. Het helpt slechts een beetje. Deze situatie is voor mij een bewijs dat drugs snel gelegaliseerd moet worden zodat ook peuters aan de valium kunnen. Pas na een uur of drie vliegen is het kind eindelijk uitgeput en valt het in slaap. Een welkome stilte. Dit zijn drie ontzettend lange uren geweest. Er hangt meteen een hele andere sfeer in het vliegtuig. Iedereen is opgelucht. De vloer ligt nog steeds bezaaid met rotzooi, maar het monster slaapt.

Geluk bij een ongeluk

We proberen meteen wat rust te pakken, anders zouden we een complete nacht overslaan. Voor Fenske is het sowieso al geen fijne vlucht, want ze is op de laatste dag in Toronto door haar rug gegaan. Heel vervelend natuurlijk, maar ook een geluk bij een ongeluk dat het op de laatste dag gebeurde. Het doet ons des te meer beseffen hoe kwetsbaar een menselijk lichaam kan zijn en hoe veel mazzel we eigenlijk hebben dat alles tijdens onze hele wereldreis zo goed is gegaan. Straks zijn we weer terug in Amsterdam en hebben we een heel rondje om de wereld volbracht. Een geweldige ervaring die niemand je afpakt.

Een soortgelijk euforisch en opgelucht gevoel had ik ook toen we na een geslaagde afscheidstournee met de Osdorp Posse onze laatste avond in de Melkweg hielden. Best heftig om zoiets na twintig jaar af te sluiten. Maar mijn hemel, wat een onvergetelijk feest was dat!

 

AFSCHEID OSDORP POSSE

Ergens in 2008 hadden we tijdens een vergadering besloten dat de Osdorp Posse er na twintig jaar mee zou stoppen. 2009 zou het jaar worden van onze afscheidstournee en dan was het over en uit. De week dat ik de officiële persberichten er uit gooide stond de telefoon hier meteen roodgloeiend. Veel journalisten wilden een persoonlijke bevestiging hebben en weten waarom we dit hadden besloten. Mijn neef had zelfs huilende fans aan de telefoon. Ik snap dat na bijna twintig jaar zo’n bericht wel even schrikken was voor sommige fans. Voor ons zelf klonk het toen ook nog een beetje vreemd. Dus waarom?

De heftigheid en de intensiteit waarmee de Osdorp Posse live optrad kun je vergelijken met topsport. Let wel, we waren inmiddels de oudste en langst bij elkaar zijnde hiphopgroep van Nederland. En ook nog eens de hardste. ‘Hoe lang kunnen we dit nog volhouden?’ was de vraag. Niet voor eeuwig, dat stond vast. De grote vraag was dus niet “of” we gingen stoppen, maar wanneer. We hebben toen in goed overleg besloten dat we niet het moment wilden afwachten dat we als krakkemikkige bejaarden zouden instorten op het podium. We hadden een mooie, succesvolle tijd achter de rug en wilden daarom liever in stijl stoppen met een te gek eindfeest als hoogtepunt. En twintig jaar vonden we een mooi afgerond getal. Het is een lange tijd waarin we veel legendarische dingen hebben geflikt waar we trots op mogen zijn: Een nieuw genre neergezet, muzikale deuren geopend, de popprijs gewonnen, alle grote festivals met hiphop ontmaagd en volledig op hun kop gezet, de Lowlandstent zelfs afgebroken, zonder noemenswaardige airplay honderdduizenden cd’s verkocht, door Nederland getoerd per helikopter en zo waren er nog vele andere hoogtepunten. Mooie verhalen zat!

Ik krijg nog kippenvel als ik er aan terug denk. Wat een kracht, enthousiasme, energie en vooral bier golfde er door de hele zaal heen. Pure emotie!

Een van de laatste shows van Osdorp Posse op Solar 2009 [foto: Flickr/Erik Luyten]

We begonnen eind jaren ’80 als hobbygroepje en na 1994 hebben we ons tot het einde full time en professioneel ingezet voor deze groep. Wij behoorden tot die paar gelukkigen die van hun hobby hun werk konden maken en hebben daar flink van genoten. Maar zoals gezegd, dit kon niet eeuwig duren. De tijden veranderen. Ook wij zijn ons langzaam maar zeker steeds meer gaan richten op werk voor de langere termijn, studie of een gezin. Logisch en begrijpelijk dat zoiets op een gegeven moment de prioriteit krijgt. En toch voelde het eerst nog raar en onwennig. “De Osdorp Posse stopt er mee”. Toen ik het mediabericht met eigen ogen zag staan was het wel even slikken. We hebben onvergetelijke dingen meegemaakt en het laatste hoofdstuk was een zeer waardige afsluiter. Jezus, wat was onze afscheidtour vet! Het voelde goed om al onze trouwe fans nog even passend te bedanken voor twintig prachtige jaren. Want laten we eerlijk zijn, zonder fans stelt een bandje toch weinig voor. We deden nog één jaar waar we bekend om stonden: keihard rammen en beuken. Daarna maakten we er met twee uitverkochte zalen in de Melkweg een knallend en onvergetelijk eindfeest van. Ik krijg nog kippenvel als ik er aan terug denk. Wat een kracht, enthousiasme, energie en vooral bier golfde er door de hele zaal heen. Pure emotie!

Altijd blijven bestaan

En toch, drama was niet aan de orde. De Osdorp Posse zal op een bepaalde manier altijd blijven bestaan uit vrienden en familie. Er was dus geen sprake van “uit elkaar gaan”, we zijn simpelweg gestopt. En de muziek die we gemaakt hebben staat voor altijd op platen, cd’s, dvd’s en tegenwoordig zelf gratis op kanalen als Youtube waar steeds meer creatieve fans onze nummers van zelfgemaakte clips voorzien. Maar goed, hoe zit het dan met al die fans de het einde van de O.P. als een groots gemis ervaren? Ik kan in ieder geval zeggen dat ik met de rock ’n roll-formatie “The Howling Coyotes” een hoop oude klassiekers van de Osdorp Posse nieuw leven in heb geblazen. Puur voor de lol en als een soort eerbetoon.

Dan heb ik nog de geweldige jazzgroep “BL3NDER” (een afkorting van het Bas van Lier Trio En Die Ene Rapper). Deze groep doet zijn naam eer aan door zo’n beetje alle muzikale stijlen door elkaar te blenden met jazz en rap als rode draad. BL3NDER bestaat uit een aantal zeer getalenteerde topmuzikanten, dus daar ben ik erg trots op. En dan hebben we natuurlijk ook nog de legendarische “Beatbusters”. Dé up-tempo skaband van Nederland. Daar heb ik inmiddels al heel wat mee afgetoert tot Pinkpop en Lowlands aan toe. En dan heb ik het nog niet eens gehad over tijdelijke hiphopprojecten als Onderhonden en Digibombers. Ondergronds, maar zeker niet ondergemiddeld. Nee, de Nederlandse podia zijn nog niet zo makkelijk van me af.

 

Dinsdag 29 juni – Amsterdam

Onze laatste middag in Toronto en de lange vervelende vlucht naar Schiphol voelden aan als één hele lange dag. Toch komen we na zes en half uur vliegen (vanaf half zeven ’s avonds Totonto tijd) om acht uur ’s ochtends aan in Amsterdam. We zijn inmiddels dus toch een dag verder en we zijn best een beetje gaar. Voor de vroege ochtend schijnt de zon al behoorlijk fel, dus het belooft een hete dag te worden. We nemen de trein van Schiphol naar Amsterdam Centraal om onze lange reis, die twee maanden geleden per trein begon, ook per trein af te maken. Dat is natuurlijk ook een beetje de sport van onze hele trip. De hele wereld rond per trein over het breedste stuk land. De oceanen voor het gemak per vliegtuig. Ik vind het sowieso altijd een mooi moment als ik na een lange reis mijn thuisstad weer binnen kom rijden per trein, maar na een rondje om de wereld is dit gevoel wel extra speciaal met uitjes. Vooral met deze stralende zon. Ik moet Fenske helpen met haar bagage want haar rug is nog lang niet genezen. En haar tas valt nu helemaal uit elkaar. Lekker symbolisch. De lange zit in het vliegtuig heeft haar rugpijn alleen maar erger gemaakt. Maar zoals gezegd, we zijn blij dat het de laatste dag gebeurde en niet eerder. We mogen zeker niet mopperen na een wereldreis waarbij alles zo goed is verlopen. Zelfs door de meest chaotische landen. Soms draait het leven ook wel om een beetje mazzel hebben. Als je de eerste dag van een reis door je rug gaat (of erger) dan is je hele trip verknalt. Nu ons huis zo dichtbij is kunnen we al bijna terugkijken op een te gekke en onvergetelijke ervaring. Missie geslaagd!

Behouden thuisvaart

Nu we weer thuis in onze eigen vertrouwde omgeving zijn is het inmiddels bloedheet. Ik gooi meteen alle ramen open, check een stapel papieren en een bescheiden kruiwagen aan digitale post. Zo laat ik iedereen weten dat ik terug ben en zet meteen weer wat belangrijke zaken op de rails. Daarna val ik als een blok in slaap. De volgende dag drink ik met Fens een fles champagne op onze behouden thuisvaart. Ik ben één van die geluksvogels die van zijn hobby zijn beroep heeft kunnen maken, dus ik vind het alleen maar leuk om meteen weer te werken. Binnen een paar dagen loopt mijn bedrijfje “Def PenCo” alsof het nooit stil heeft gestaan. En de spreekwoordelijke trein dendert door.

Waarschijnlijk is het de dondergod die ons de hele reis al op de hielen zat. Op zijn eigen bliksemse wijze zet hij zo een punt achter onze geslaagd trip

[foto: Standret/Shutterstock]

Deze vrijdag ben ik alweer een paar dagen aan het werk, maar dit is eigenlijk de laatste dag van mijn vakantie. In die zin, dat ik straks weer ga optreden. Fenske en ik gaan nog eventjes de kroeg in want het WK is nog steeds in volle gang en vanmiddag zal Nederland een belangrijke wedstrijd tegen Brazilië spelen. Het is een snikhete dag en het hele land kijkt in spanning toe. Wanneer Nederland na een 1-0 achterstand voor de rust in de tweede helft toch nog weet te winnen met 2-1 lijkt heel Nederland te ontploffen! Iedereen rent luid schreeuwend en toeterend de straat op en overal zie ik opeens auto’s en bootjes voorbij komen scheuren met uitbundig juichende mensen die wapperden met alles dat maar oranje is.

Heen en Onweer

Dezelfde avond is er ook weer een Westerparkconcert en dit keer is Faithless aan de beurt. Ik ga met mijn gabber Fred even kijken om meteen een biertje te drinken op deze feestelijke dag. Het is vijf minuten lopen van ons huis vandaan. We weten precies de betere plekken te vinden om van een leuk concert te genieten in onze eigen “achtertuin”. Ik voel me helemaal top deze avond. Net een geslaagde wereldreis achter de rug, Nederland heeft gewonnen, iedereen om ons heen is blij, het weer is prachtig, we hebben live muziek, koud bier, en morgen mag ik zelf weer spelen op een festival. Wat wil een mens nog meer? De hele stad is compleet uit zijn dak en na het concert van Faithless (in oranje voetbalshirt) is iedereen lekker bezopen. En ondanks de flinke drankconsumptie blijft de sfeer bijzonder vriendelijk een feestelijk. Iedereen is in opperbeste stemming en zo zie je de stad niet vaak. Het is een bijzondere avond. Nog helemaal in de roes van mijn wereldreis voelt het nu ook geweldig om weer thuis te zijn. Fred en ik lopen tussen de aangeschoten meute door om bij mij thuis nog een paar afzakkertjes te nemen. Tegen de tijd dat Fred weer naar huis gaat vallen Fenske en ik als een blok in slaap.

Totdat ik ergens midden in de nacht, geen idee hoe laat het is, wakker schrik van een keiharde knal. Het is één losse donderslag. Hij wordt niet gevolgd door een tweede, dus ik val al gauw weer in slaap. Waarschijnlijk is het de dondergod die ons de hele reis al op de hielen zat. Op zijn eigen bliksemse wijze zet hij zo een punt achter onze geslaagd trip. En achter dit verhaal. De cirkel is rond. “Heen en onweer.”

 

Dit boek draag ik op aan Fenske, mijn vriendin, reismaatje, levenspartner en lieve vrouw. Zonder jouw steun, liefde, humor, organisatietalent en doorzettingsvermogen was dit boek er nooit geweest

(advertentie)