(advertentie)
(advertentie)
(advertentie)

Als je dacht dat rust, reinheid en regelmaat alleen bij de opvoeding van jonge mensen van belang was dan heb je het mis. Ook als je wietplanten opvoedt is het een uitstekend advies om je rust te bewaren, je kweekruimte schoon en opgeruimd te houden en je planten regelmatig te verzorgen. Kortom: uitstekend kweekadvies met de goedkeuring van je grootmoeder!

Als het op wiet kweken aankomt dan zorgt een nette opgeruimde geest én kweekruimte voor de beste resultaten. Wietplanten houden namelijk heel erg van een stabiele omgeving, zonder al teveel schommelingen. Als kweker kun je er simpelweg niet met de pet naar gooien en verwachten dat je een topoogst draait. Of dacht je soms dat wietplanten zichzelf kweekten? Rust, reinheid en regelmaat in de kweekruimte dus.

Gun wietplanten (en jezelf) voldoende rust. Foto: Milkovasa, Shutterstock

Rust in de kweekruimte

Als kleinschalige thuis- of binnenkweker moet je over een gezonde portie rust beschikken. Het leven van een wietplant duurt namelijk minimaal een week of acht en in de meeste gevallen een maand of drie. Al die tijd moet je een wietplant van alle behoeften voorzien, en de verleiding weerstaan om het proces te proberen te versnellen. Hier volgen daarom de meest cruciale momenten om je rust te bewaren in de kweekruimte.

  • Bij het ontkiemen. Je geduld wordt al vanaf het begin van elke kweek op de proef gezet. Een wietzaadje moet namelijk eerst ontkiemen voor je überhaupt van een plantje kunt spreken. Ontkiemen duurt ongeveer een dag of twee, drie maar blijf van je zaailing af terwijl je wacht! Als je op deze manier in een koffiefilter ontkiemt, weet je gelukkig wel zeker dat je het goed gedaan hebt, en is het bewaren van je geduld misschien wat makkelijker.
  • Bij het bewateren. Wietplanten hebben water (en plantenvoeding) nodig om te groeien maar je moet ze ook de tijd geven om dat op te drinken. Bewaar daarom je geduld en geef pas nieuw water als ze het water van je laatste watergift hebben opgenomen. Hoe je dat kunt zien lees je hier.
  • Bij het verpotten. Hoe groter de pot, hoe groter de wietplant. Toch moet je ook niet te snel verpotten want een kleine plant verzuipt snel in een grote pot met aarde. Bewaar dus je rust en verpot pas als de pot waarin je wietplant staat volledig doorworteld is. Een goed moment is als de bladeren over de rand van de pot gegroeid zijn.
  • Bij het omschakelen naar 12/12. Als binnenkweker weet je natuurlijk wel hoe je wietplanten in de bloei brengt. Als ongeduldige kweker kun je misschien niet wachten om dit te doen maar als je een topoogst wil, dan kun je het beste je rust bewaren. In ieder geval tot je wietplanten groot genoeg zijn om het complete kweekoppervlak te benutten. Hou rekening met de strekkende fase maar schakel pas over op 12/12 als je wietplanten groot genoeg zijn.
  • Bij het oogsten. Helemaal als er dikke toppen aan je wietplanten groeien, is het lastig om te wachten met oogsten. Toch loont wachten de moeite want in de laatste weken en dagen kunnen toppen nog aardig wat opzwellen en dikker worden. Lees hier hoe je kunt zien of je wietplanten al klaar zijn voor de oogst, of dat je nog beter wat rust kunt bewaren.
  • Bij het drogen. Eenmaal geoogst wil je natuurlijk zo snel mogelijk roken (of verdampen of eten). Toch moet je ook nu je rust bewaren, want daar wordt je wiet lekkerder van. Drogen duurt een dag of 10 tot 14 en doe je in het donker bij kamertemperatuur. Hoe langzamer hoe beter!

Hou je kweekruimte en je wietplanten netjes en opgeruimd. Foto: Bambi_CZ, Shutterstock

Reinheid in de kweekruimte

Ook al groeien wietplanten in de natuur tussen de insecten, bacteriën en in de modder, een binnentuin kun je maar beter schoon houden. In een kweekruimte binnen hebben insecten namelijk geen natuurlijke vijanden, en kunnen enkele beestjes snel een plaag worden. Hou je kweekruimte dus schoon, en neem in de volgende gevallen extra reinheid in acht.

  • Hou om te beginnen jezelf rein. Als binnenkweker vorm je zelf een van de grote risico’s op het gebied van ongedierte. Zéker als je ook wel eens in kweekruimtes van anderen komt, of regelmatig in de natuur te vinden bent. Insecten, of eitjes daarvan, kunnen in je kleren of via je handen meeliften naar binnen. Hou jezelf daarom schoon, en ga niet direct van de natuur of andermans binnentuin naar je wietplanten.
  • Houd de lucht rein. Via de lucht verspreiden insecten of schimmels zich doorgaans graag. Plaats daarom ook een luchtfilter op de inlaat van je kweekruimte. Dit voorkomt ook meteen dat er stof op je wiettoppen terecht komt.
  • Bij aangekochte stekken. Aangekochte stekken hebben alle ongedierte die in de kweekruimte van de stekkenboer rondlopen. Koop je stekken van een ander, laat die dan eerst in een tijdelijke kweekruimte, of behandel ze preventief met een bestrijdingsmiddel.
  • De wietplanten zelf. Wanneer je groene dames te groot worden, kunnen ze je kweekruimte zelf gaan bevuilen. Met dood blad bijvoorbeeld of gewoon door de ruimte te overwoekeren. Haal dood plantmateriaal daarom weg, en snoei preventief wanneer dat nodig is. Bijvoorbeeld als er te veel blad groeit, of door preventief te dieven.
  • De kweekruimte zelf. Dode blaadjes, stof of organisch materiaal uit de aarde trekt beestjes aan. Insecten zijn immers de opruimers van de natuur. Hou je kweektent of kweekkast daarom vrij van dit alles, en ruim afgevallen blaadjes, of geknoeide aarde meteen op. Reinig de hele kweekruimte ook na iedere kweekronde, zeker als je last hebt gehad van ongedierte.
  • Emmers, slangen en watersystemen. Alles waarin water of voedingsresten zit dien je ook goed schoon te houden. Met name na afloop van een kweekronde kunnen achtergebleven voedingsresten aankoeken en later voor verstoppingen of andere problemen zorgen.
  • Houd je gereedschappen schoon. Maak je wel eens stekken? Maak je mes, en andere gereedschappen daarna dan meteen schoon. Helemaal als je je schaar of mes ook weleens voor andere dingen gebruikt. Schimmel zoals toprot kan bijvoorbeeld via je schaar naar binnen komen.

Geef je wietplanten regelmatig water, voeding, licht en lucht. Foto: iQoncept, Shutterstock

Regelmaat voor wietplanten

Wietplanten zijn levende wezens en hebben veel baat bij regelmaat. Je helpt je wietplanten met andere woorden niet door water te geven wanneer jij daar een keer zin in hebt. Wietplanten hebben elke dag water en voeding nodig, en dan het liefst precies genoeg. Regelmaat geldt echter niet alleen voor water en voeding maar ook voor licht en de luchtvochtigheid.

  • Bij het bewateren. Met name bij het bewateren is regelmaat superbelangrijk voor wietplanten. Ze hebben namelijk alleen baat bij precies genoeg water, of in ieder geval niet veel meer of minder dan dat. Lees hier hoe je regelmatig water kunt geven.
  • Bij het voeden. Naast water hebben wietplanten ook regelmaat nodig bij het geven van plantenvoeding. Te veel voeding zorgt net als te weinig voeding voor problemen. Hoe regelmatiger je de juiste dosis plantenvoeding geeft, hoe beter je wietplanten gevoed worden. Klik hier voor regelmatig voedingsadvies.
  • Bij het belichten. Waarschijnlijk koop je sowieso niet elke week een nieuwe kweeklamp maar wietplanten kunnen wel stress ondervinden van grote veranderingen bij het belichten. Bijvoorbeeld wanneer je stekken van een voorgroeiruimte naar een afbloeiruimte brengt. Hang je lamp in zo’n geval daarom eerst wat hoger zodat je stekken kunnen wennen.
  • Bij de temperatuur. Hoe stabieler de temperatuur, hoe beter voor wietplanten. En als de temperatuur dan ook nog optimaal is, is het helemaal goed.
  • Bij de luchtvochtigheid. Net als een stabiele temperatuur, heeft een wietplant ook graag een stabiele luchtvochtigheid, al heeft ze het in de bloeifase graag wat droger dan in de groeifase. Zie nogmaals deze link voor de optimale luchtvochtigheid in elke fase uit het leven van je wietplanten.
[Openingsfoto: Dmytro Tyshchenko, Shutterstock]
(advertentie)