(advertentie)
(advertentie)
(advertentie)

De beslissing om je eigen wiet te kweken is de eerste van een lange reeks duivelse dilemma’s die je als wietkweker voor je kiezen krijgt. Ga je je bijvoorbeeld houden aan de vijf planten regel of kies je voor een efficiënte Sea Of Green? Start je met zaadjes zaad of kies je liever stekken? Ga je voor een indica of een sativa? HPS of LED? Hydro of aarde? Binnen of buiten? Kortom: 13 Duivelse dilemma’s voor thuiskwekers.

Er moeten nogal wat beslissingen genomen worden voordat je van je eerste zelfgekweekte oogst kunt genieten. Keuzes die de opbrengst, het effect en de smaak van je oogst enorm beïnvloeden. Om nog maar te zwijgen over de risico’s die aan een tuin binnenshuis kunnen kleven. Maar goed, wij zouden CNNBS niet zijn als we je niet op weg zouden helpen met de voor- en nadelen van dit soort dilemma’s op een rijtje.

Dilemma 1: Zaad of stekken?

Om überhaupt iets te kunt oogsten zul je wietplanten moeten hebben. Die kun je zelf laten ontkiemen uit zaadjes of je kunt kant en klare stekjes kopen. Uiteraard hebben zaden en stekken ieder zo hun eigen voor- en nadelen en dat maakt deze keuze een duivels dilemma. Zaden zijn gemakkelijk en legaal online en offline te koop, en er zijn enorm veel verschillende soorten waaruit je kunt kiezen. Stekken zul je op de zwarte markt moeten kopen, of zelf moeten maken. De keuze bij de stekkenboer is beperkt tot wat die zelf kweekt.

1-0 Voor de zaden zou je denken maar ook zaden hebben hun nadelen. Wietplanten uit zaden moet je natuurlijk zelf ontkiemen en verschillen altijd een beetje van elkaar waardoor niet alle planten altijd even hoog worden. Een tuin uit stekken groeit veel gelijkmatiger op, omdat alle stekken genetisch exacte kopieën van een moederplant zijn. Stekken komen doorgaans van een geselecteerde moederplant die bewezen goede resultaten levert, maar kunnen ook besmet zijn met ongedierte uit de kweekruimte van de stekkenboer.

Dilemma 2: Autoflowers of fotoperiode wietplanten?

Wanneer je geen stekken maar zaden kiest, sta je direct voor het volgende duivelse dilemma: autoflowers of fotoperiode wietplanten? Autoflowers beginnen na een paar weken vanzelf te bloeien en hebben geen 12/12 lichtschema nodig om tot bloei te komen. Makkelijk, maar je kunt daardoor niet zelf bepalen wanneer je je planten in bloei wil laten gaan. Omdat autoflowers een vaste levensduur hebben kun je ze niet uitgebreid trainen om bijvoorbeeld te scroggen. Ze kunnen dan wel weer bloeien onder een 18/6, 20/4 of zelfs 24/0 lichtschema, waardoor sommige autoflower wietsoorten enorme oogsten kunnen afleveren.

Buiten heb je het meeste voordeel van autoflowers; omdat ze vanzelf na een aantal weken in bloei gaan hoef je niet te wachten tot de dagen korter worden. Hierdoor kunnen tijdig gezaaide autoflowers midden in de zomer afgebloeid worden wanneer de zon op zijn sterkst is en toprot problemen nog lang niet aan de orde zijn. Autoflowers kunnen jammer genoeg niet gestekt worden en de zaden zijn vrijwel altijd gefeminiseerd.

Indica’s (links) zijn kort, makkelijk en krachtig, sativa’s lang, exotisch maar moeilijker te kweken, wat kies je?

Dilemma 3: Sativa’s, indica’s of hybrides?

Of je nu begint met zaden of stekken, fotoperiode wietsoorten of autoflowers, je zult een wietsoort moeten kiezen. En met letterlijk honderden wietsoorten om uit te kiezen is die keus niet gemakkelijk. Natuurlijk kun je gewoon een wietsoort kiezen die je lekker of mooi lijkt, maar dat is niet erg slim. Het is beter om je keuze eerst te beperken tot een sativa, een indica of een hybride, en daarna pas een specifieke soort te kiezen.

Indica, of indica dominante wietsoorten hebben doorgaans een compacte structuur, grote bladeren met brede bladvingers en een relatief korte bloeifase. Ze zijn sterk, snel klaar voor de oogst en produceren dikke compacte en korte toppen in vergelijking met sativa’s. Dit maakt indica’s makkelijker te kweken voor beginners.

Maar wellicht hou je niet van het zware lome lichamelijke effect van indica’s. Dan zul je dus een sativa of een sativa dominante soort moeten kiezen. Sativa’s kunnen lastig zijn om te kweken omdat ze nogal hoog kunnen worden. Ook bloeien ze langer waardoor je ze dus langer zult moeten verzorgen. Sativa’s hebben wel vaak een heerlijke zoete en ook wel exotische smaak en geven een actief en opgewekt en ontspannen effect, gecombineerd met een euforisch mentaal gevoel.

Kun je moeilijk kiezen, ga dan voor een hybride wietsoort. Dat is een kruising tussen sativa’s en indica’s en bieden je het beste van de twee werelden.

Dilemma 4: Regulier of gefeminiseerd?

Je mag aannemen dat stekken vrouwelijk zijn maar wanneer je voor fotoperiode wietzaden kiest ben je er nog niet. Want kies je voor gewone zaden waar naast vrouwelijke planten ook mannelijke planten uit zullen groeien, of ga je liever voor het gemak van gefeminiseerde wietzaden?

Als je doel is om gewoon wat wiet voor jezelf te kweken, dan kun je het beste kiezen voor gefeminiseerde zaden. Je hoeft dan geen mannelijke planten te kweken en kunt ervan uitgaan dat alle planten wiet zullen produceren. Er is een heel erg klein risico dat je planten hermafrodiet worden; dit hoort niet te gebeuren maar komt bij gefeminiseerde zaden toch heel soms voor.

Reguliere wietzaden leveren vrijwel nooit herma’s op maar produceren naast vrouwelijke ook mannelijke wietplanten. Ongeveer evenveel van ieder geslacht. Je zult de mannelijke planten op tijd moeten herkennen en verwijderen als je niet wil dat je vrouwelijke wietplanten bestoven worden en zaad gaan produceren. Wil je juist wel wietplanten kruisen of een moederplant selecteren om zelf stekken van te maken, dan kun je het beste reguliere wietzaden kiezen.

Dilemma 5: Vijf of meer planten?

Nadat je eindelijk een keus voor een wietsoort hebt gemaakt dringt het volgende dilemma zich alweer op. Een moreel dilemma deze keer. Kweek je namelijk niet meer dan vijf wietplanten, dan blijf je onder het gedoogde aantal en kom je bij een ontdekking door de politie, meestal zonder straf weg. Oké, je kweekspullen en je planten zullen worden afgenomen en als je pech hebt kun je nog steeds in de problemen komen met je huurbaas, maar daar blijft het dan bij.

Kweek je meer dan vijf planten dan overschrijd je de gedoogregel en kan een ontdekking een enkeltje naar de rechtbank of een strafmaatregel betekenen. Wanneer je kunt aantonen dat de kweek ondanks het aantal planten toch voor eigen gebruik is kom je er soms toch nog zonder straf vanaf maar de kans op vervolging is zeker groter wanneer je meer dan vijf planten kweekt.

Toch is dit een duivels dilemma want je gaat er in principe natuurlijk vanuit dat je kweek nooit ontdekt wordt. En met meer planten in één kweektent hoeven ze niet erg groot te worden om toch veel wiet te kunnen oogsten. Een Sea Of Green is ontzettend efficiënt qua stroomverbruik en opbrengst en levert je snelle en maximale oogsten op, dus je begrijpt het dilemma.

Dilemma 6: Buiten of binnen?

Heb je geen tuin of balkon of geen ruimte in je huis om te kweken, dan is deze keus snel gemaakt. Anders is het zeker een dilemma om over na te denken. Buiten kun je enorme planten kweken en als je het goed doet, er ook veel wiet van oogsten. Tegelijkertijd zijn wietplanten buiten kwetsbaar en ben je verre van verzekerd van een oogst. De politie of andere wietdieven kunnen je wietplanten buiten makkelijk zien en stelen. Het weer kan ook roet in het eten gooien.

Kweek je binnen dan heb je doorgaans geen last van wietdieven. Bovendien is het iedere dag zonnig en het klimaat ideaal zodat je bijna verzekerd bent van een goede opbrengst. Het kost je wel de nodige energie (elektra) en een investering in kweekspullen maar als je het klein genoeg houdt loop je geen risico’s op ontdekking of onveilige situaties.

Dilemma 7: Tent, kweekkast of zelfbouw?

Wie besluit om een binnentuin aan te leggen heeft daarvoor een kweekruimte nodig om zijn wietplanten in te laten groeien. Dit kan een kant en klare kweektent of kweekkast zijn, of je kunt zelf een kweekruimte bouwen. Het goedkoopst is meestal een kweektent. Kweektenten zijn binnen een paar uur op te zetten, voordelig in aanschaf en ook weer gemakkelijk af te breken als dat nodig is. Ze bevatten alle openingen die benodigd zijn voor de aan en afvoer van lucht en zijn van binnen bekleed met reflecterend materiaal. Ideaal en goedkoop dus maar aan de buitenkant lelijk en gemakkelijk als kweekruimte te herkennen. Je hebt er dus echt wel een aparte kamer voor nodig maar je hoeft niets te verbouwen of in je muren te schroeven.

Een kant en klare kweekkast is wat duurder in de aanschaf en komt meestal compleet uitgerust met alle nodige apparatuur die op elkaar is afgestemd. Kweekkasten zien er beter afgewerkt uit en er hangen geen slangen of kabels uit waardoor je een kweekkast gerust in je woonkamer kunt plaatsen. Mocht het nodig zijn dan kun je een kweekkast ook vrij snel afbreken en opbergen. Nederland’s onschuldigste en meest populaire kweekkast is natuurlijk onze eigen CNNBS G-Kit.

De derde optie is om zelf een kweekruimte te bouwen. Hoe goedkoop of duur die in de aanschaf is heb je zelf in de hand maar vaak ben je met een zelfbouw kweekruimte wat duurder uit. Staat tegenover dat je helemaal zelf kunt bepalen hoe hoog of breed de kweekruimte moet worden. Eigenlijk heb je wat dat betreft alles zelf in de hand, maar je moet er wel handig voor zijn en je kunt een zelfbouw kweekruimte niet zo snel afbreken en opruimen. Wel kun je hem natuurlijk op ingenieuze wijze verbergen of integreren in je woning.

Dillema 8: HPS, LED of CFL kweeklamp?

Licht is gewicht en de keus voor een lamp bepaalt dan ook voor het grootste deel de uiteindelijke opbrengst van je wietplanten. Logisch dus dat dit een duivels dilemma voor een wietkweker is. Wat voor soort lamp je ook kiest, de maximale opbrengst is ongeveer gelijk aan het aantal Watts dat de kweeklamp aan stroom verbruikt.

Voor wat betreft het soort kweeklamp heb je grofweg de keuze tussen een HPS (High Pressure Sodium) assimilatielamp, een LED kweeklamp of CFL (Compact Fluorescent Light) lampen.

HPS kweeklampen zorgen vrijwel altijd voor goede resultaten en zijn veel gebruikte, en voordelige kweeklampen. Wietplanten groeien er snel onder omdat ze enige stralingswarmte produceren. Deze warmte zorgt er echter ook voor dat kweekruimtes te warm kunnen worden in de zomer en maakt opsporing met warmtebeeldcamera’s door de politie makkelijker. HPS kweeklampen zijn relatief goedkoop in de aanschaf, presteren goed maar de hitte en het aansluiten ervan, kunnen problemen opleveren als je niet goed weet waar je mee bezig bent. Je kunt een HPS kweeklamp gebruiken voor de gehele kweekronde maar ze presteren het best tijdens de bloeifase.

LED kweeklampen werden de laatste jaren zo goed dat ze de prestaties van HPS kweeklampen kunnen overtreffen. LED kweeklampen produceren minder stralingswarmte en zijn meestal plug en play waardoor ze veiliger zijn en gemakkelijk zijn aan te sluiten en lastig te detecteren met warmtebeeldcamera’s. Daar staat tegenover dat LED kweeklampen duurder zijn in de aanschaf. Sommige LED kweeklampen hebben een schakelaar om het lichtspectrum mee aan te passen en zijn daardoor geschikt voor zowel de groei- als de bloeifase. De meeste moderne LED’s stralen een full spectrum licht en zijn hierdoor ook geschikt voor de gehele cyclus.

De derde optie is meestal alleen geschikt voor de kleinste kweekruimtes en dat zijn CFL lampen. Voorbeelden van CFL lampen zijn spaarlampen, T5- en TL-balken. CFL lampen hebben maar een geringe stralingsdiepte waardoor ze alleen goede resultaten leveren wanneer ze dicht (+/- 10 cm) op de planten hangen. Hierdoor ben je als kweker genoodzaakt om een egaal bladerdek te kweken en moet je dus je wietplanten wel scroggen of in een Sea Of Green kweken. De onderste toppen worden meestal niet veel dus dieven is ook aan te raden met CFL lampen. Kies CFL lampen met een koele witte/blauwe daglicht-kleur voor de groeifase en gebruik warm rode CFL lampen voor de bloeifase van wietplanten.

Dilemma 9: 24/0, 20/4 of 18/6?

Wietplanten groeien wanneer je ze dagelijks 14 uur of langer in het licht zet. Laat je ze korter in het licht staan dan gaan ze in bloei, en autoflowers bloeien bij ieder lichtschema. De meeste kwekers laten hun wietplanten groeien onder een 18/6 lichtschema, dus 18 uur licht en zes uur donker. Wietplanten groeien echter sneller bij een 24/0 of een 20/4 lichtschema, maar daar staat extra stroomverbruik tegenover. Dus wat doe jij?

Het is bekend dat wietplanten niet per se een nachtelijke periode nodig hebben. Toch vinden er ’s nachts processen plaats die bijdragen aan de gezondheid van een wietplant. Overdag (met de lichten aan) vind er fotosynthese plaats waarbij licht wordt omgezet in suikers die de plant gebruikt om mee te groeien. Zowel overdag als ’s nachts gebruikt de plant deze suikers voor de groei. ’s Nachts groeit de plant sneller omdat het dan geen lichtenergie hoeft om te zetten en zich volledig aan de groei kan wijden. Maar ’s nachts kan de plant echter alleen groeien zolang ze nog suikers over heeft, die ze overdag heeft aangemaakt.

Een lichtregime van 24/0 valt af te raden maar 20/4 of 19/5 kan wellicht efficiënter zijn dan een 18/6 lichtschema tijdens de groeifase. Omdat autoflowers ongeacht het lichtregime bloeien kunnen ze ook in de bloeifase van zulke lange dagen profiteren en daardoor meer licht in wiettoppen omzetten dan fotoperiode wietplanten.

Preventief voorkomen of ongedierte bestrijden? Beeld: Frederick J Messner, Shutterstock

Dilemma 10: Voorkomen of genezen?

In de ideale wereld van de thuiskweker, bestaat er geen ongedierte. In de echte wereld bestaan ze echter wel en krijgt iedere kweker die geen preventieve maatregelen neemt er vroeg of laat mee te maken. Je kunt echter geluk hebben en geen last van insecten krijgen.

Dus wat doe je? Hopen op geluk en ongedierte als spint, luizen en trips bestrijden wanneer je er toch mee te maken krijgt. Of neem je preventieve maatregelen? Het nadeel van hopen op geluk is dat insecten moeilijk te bestrijden zijn en je meestal giftige pesticiden moet gebruiken, wanneer je er eenmaal last van hebt. Het nadeel van preventieve maatregelen nemen, is dat ze wellicht overbodig zijn.

Preventieve maatregelen zijn bijvoorbeeld de kweek van andere planten zoals knoflook of het spuiten en bewateren met een knoflookextract. Neem olie is ook een goede en natuurlijke preventieve methode om ongedierte tegen te gaan. Vliegende beestjes schrik je af met een laag zand op de aarde en kun je bestrijden met een nematoden in de aarde. Een filter op de luchtinlaat van je kweekruimte is een kleine moeite die veel ongedierte tegenhoudt.

Dilemma 11: Aarde of hydro?

Hydrokweken heeft zijn voordelen, maar ook zijn nadelen.

Nog een dilemma is de keus voor een medium, oftewel waar de wortels van je wietplanten in groeien. Kies je voor goede oude aarde, het medium van moeder natuur. Of ga je voor een moderner medium en kweek je in een hydrosysteem? Beide keuzes hebben zoals alle duivelse dilemma’s hun eigen voor- en nadelen.

Aarde is het meest gekozen medium voor hobbykwekers en de gemakkelijkste keuze voor beginners. Dit komt omdat aarde meststoffen bevat en een bufferende werking heeft. De meststoffen voorkomen dat wietplanten snel zonder voeding komen te staan en de bufferende werking vangt meststoffen op wanneer je daar per ongeluk eens wat te veel van geeft. Aarde neemt echter veel vocht op waardoor je je wietplanten ook te veel water kunt geven.

Steenwol, kokos, kleikorrels of alleen water als medium bevatten geen meststoffen en hebben ook geen bufferende werking. Je zult alle meststoffen dus als kweker zelf moeten geven en kunt daarvoor alleen minerale (direct opneembare) meststoffen voor gebruiken. Dit heeft als voordeel dat je exact weet en bepaalt hoeveel voeding je wietplanten krijgen. Hierdoor, en door de enorme hoeveelheid zuurstof die wortels in hydrosystemen tot hun beschikking hebben, groeien wietplanten in hydrosystemen veel sneller dan in aarde.

Te veel water geven kan in hydrosystemen niet maar te veel of te weinig voeding des te makkelijker, je moet dus goed weten wat je je wietplanten te drinken geeft. Gelukkig kun je de concentratie en de samenstelling van het voedingswater op hydro razendsnel aanpassen en herstellen.

Dilemma 12: Organisch of mineraal?

Kweek je op een hydrologisch medium dan heb je geen keuze en moet je je planten haast wel voeden met direct opneembare minerale plantenvoeding. Organische voeding kan je systeem namelijk doen verstoppen en kan niet direct door de plant worden opgenomen maar moet eerst door het bodemleven in aarde worden afgebroken. Kweek je op aarde dan kun je de zowel organisch of minerale voeding gebruiken.

Minerale plantenvoeding voor wietplanten in aarde heeft – je raadt het al – voor- en nadelen. Minerale voeding is direct opneembaar en zorgt dus voor snelle resultaten bij de planten. Organische voeding bevat voor het grootste deel organisch materiaal dat eerst door het bodemleven moet worden afgebroken voordat de plant het kan opnemen. Minerale voeding kan er echter ook voor zorgen dat het micro-bacteriologische leven in de aarde dood gaat. Gebruik dus in ieder geval geen minerale en organische voeding door elkaar maar maak een keuze en blijf daarbij.

Voorbeelden van geschikte organische plantenvoeding zijn compost, bloed- of beendermeel, brandnetelgier en guano of vleermuizenmest. Zulke voeding werkt nóg beter wanneer je een actief bodemleven in de aarde brengt, door nuttige schimmels als trichoderma en nuttige bacteriën toe te voegen.

Dilemma 13: Eerst drogen of eerst knippen?

Het laatste duivelse dilemma voordat je je zelf gekweekte wiet kunt roken; laat je je wiet eerst drogen of ga je eerst met de schaar aan de gang. Het kan allebei maar zoals je inmiddels zult begrijpen hebben beide methodes hun voor- en nadelen.

Wiet bij de oogst meteen netjes schoon knippen is om te beginnen makkelijker aangezien de bladeren nog stevig en groot zijn. Het zorgt meestal dan ook voor de mooist geknipte toppen. Daar staat tegenover dat de wiet op deze manier soms wat te snel droogt en dat je alles meestal in één keer moet knippen.

Je kunt je wiet ook eerst laten drogen en daarna pas knippen. Bij de oogst verwijder je dan alleen de grote schutbladeren en na het drogen kun je op je gemak de rest van de toppen van de kleine suikerblaadjes ontdoen. Het drogen verloopt hierdoor iets langzamer wat de smaak van de wiet ten goede komt, en je kunt je tijd nemen om alles na het drogen, goed schoon te knippen.

Knip je je wiet nat of laat je het eerst drogen? Foto: fukume, Shutterstock

[Openingsbeeld: Yarygin, Shutterstock]
(advertentie)