(advertentie)
(advertentie)
(advertentie)

Net als mensen en dieren, zijn wietplanten ook gewoon levende organismen. Ook lijken ze soms een heel eigen wil te hebben. Als je ze succesvol groot wil brengen, zul je je als kweker dus ook flexibel moeten opstellen. Gooi vaste voedingsschema’s en je kweekagenda niet meteen weg maar hou er ook niet al te stug aan vast. Als je tenminste succésvol wiet wil kweken…

Een gezonde wietplant is een gelukkige wietplant, en een gelukkige wietplant produceert maar wat graag smakelijke toppen voor je. In veel artikelen hier op CNNBS, vertellen we je wat wietplanten letterlijk nodig hebben om te kunnen groeien en bloeien, maar dit artikel gaat meer over je eigen aanpassingsvermogen. Een belangrijke eigenschap voor een thuiskweker.

De wil van een wietplant

Behalve een groep stekken van één en dezelfde moederplant, kun je zeggen dat iedere wietplant een beetje anders is. Wanneer je wietzaden aanschaft, valt er in de omschrijving van het zadenbedrijf te lezen hoe hoog de wietplanten gemiddeld worden, en hoe lang ze bijvoorbeeld moeten bloeien voordat de toppen rijp genoeg zijn om te kunnen oogsten.

In de praktijk wijkt zo’n omschrijving echter vaak een beetje af van de werkelijkheid. Dit komt enerzijds omdat wietplanten uit zaden genetisch gezien niet helemaal 100% hetzelfde zijn, en anderzijds omdat ze zich aan hun omgeving aanpassen. Dat betekent dat jij als kweker ook een beetje water bij de wijn moet doen, en je kweek dus moet aanpassen aan de wil van de wietplant.

Wees flexibel. Wat doe je als er plotseling een hermafrodiet in je kweektent opduikt?

In een kweekcyclus kunnen zich vele onverwachte zaken voordoen. Zelfs als je als kweker alles goed doet, kunnen omstandigheden zoals het weer buiten, een snellere groei dan verwacht, hermafrodieten of bijvoorbeeld onverwacht bezoek van ongedierte, een beroep doen op je flexibiliteit.

Wees bereid om je kweekruimte aan zulke veranderingen aan te passen, want dat is soms de enige manier om je kweek tot een succesvol einde te brengen. Geef in ieder geval niet op, want soms zijn je beste oogsten juist van planten die voor de grootste verrassingen zorgen.

Flexibele planning

Flexibiliteit begint bij een flexibele planning. Het maken van een kweekplanning is zeker een goed idee, want dat geeft je houvast bij het plannen van de groeifase en de bloeifase. Zeker wanneer je een bepaalde soort vaker gekweekt hebt en je de eigenschappen ervan goed kent, kan zo’n planning goed uitgevoerd worden. Wanneer je echter een nieuwe soort kweekt, of op een andere kweeklamp overschakelt kan je planning behoorlijk afwijken van de praktijk.

Hoe maak je een flexibele planning?

Wanneer je een planning maakt, hou je dan niet strak vast aan een bepaald aantal weken groeitijd en daarna een bloeiperiode zoals aangegeven staat op de website van het zadenbedrijf. In plaats daarvan kun je je beter richten op de ontwikkeling van je wietplanten.

In plaats van uit te gaan van bijvoorbeeld één of twee weken zaailing-fase voor je je jonge wietplant verpot, kun je beter verpotten wanneer het potje met wortels gevuld is. Onderaan de pot zie je dan de nodige wortelpuntjes door de drainage-gaten heen steken.

Verpot als je plant aan een nieuwe pot toe is, niet omdat het in de planning staat.

Op deze manier verpot je je wietplant pas wanneer ze daaraan toe is, en niet eerder of later. Op dezelfde manier kun je de duur van de groeifase bepalen. Wetende dat een wietplant in de bloeifase anderhalf keer zo groot wordt dan ze ervoor is, bepaal je het moment van omschakelen van 18/6 naar 12/12 aan de hand van het formaat van je wietplanten, en het gewenste formaat aan het eind van de bloeifase.

Wanneer je je wietplanten in de groeifase één of twee keer topt, of misschien wel aan het scroggen gaat, zal dit de tijd van de groeifase verlengen. Maar omdat je niet van een vast aantal groeiweken uitgaat maar van het formaat van de plant, zit je altijd goed. Hoeveel tijd de planten ook nodig hebben.

Een soort die volgens het boekje 8 weken zou moeten bloeien, kan na 8 weken ook nog vol zitten met witte bloeiharen

Het type kweeklamp, de temperatuur en het medium in je pot hebben allemaal invloed op de groeisnelheid. Zet maar eens twee dezelfde stekken onder verschillende omstandigheden naast elkaar; je ziet al snel dat ze ieder in een eigen tempo zullen groeien. Klakkeloos een schema aanhouden zal dan nooit het succes opleveren waarop je hoopt. Kijkend naar je wensen en je planten, pas je je kweekschema gaandeweg aan.

Het aantal weken van de bloeifase zou je als kweker eigenlijk helemaal nooit in een schema moeten opnemen. Een soort die volgens het boekje 8 weken zou moeten bloeien, kan na 8 weken ook nog vol zitten met witte bloeiharen.

Omgekeerd kan ook, de plant heeft dan bijvoorbeeld na vijf weken bloeien al een hoop ingedroogde bloeiharen en zal eerder klaar zijn dan verwacht. Zorg dat je goed weet hoe je een rijpe top herkent (met of zonder microscoop) en oogst wietplanten pas als ze écht rijp zijn.

Begin met spoelen als toppen er voor het eerst oogstrijp uitzien. Foto: OpenRangeStock, Shutterstock

Aan de hand van het aantal bruine bloeiharen en het formaat van de toppen, bepaal je ook het moment waarop je wietplanten geen voeding meer krijgen. Aangezien dit voor wietplanten in aarde de laatste twee weken van hun leven zou moeten zijn, dien je ook dat moment het beste te bepalen aan de hand van de buds.

Dat is het eerste moment waarop je de planten zou kunnen oogsten als het moet. Op dit moment zien de toppen er al min of meer oogstrijp uit. De toppen zijn dan al opgezwollen, en een deel van de bloeiharen is al bruin en ingedroogd.

  • Bepaal momenten aan de hand van je planten, niet je agenda.
  • Kweekomstandigheden hebben invloed op de groeisnelheid.
  • Verpot wanneer je zaailing haar eerste potje met wortels heeft gevuld.
  • Schakel over naar 12/12 wanneer de planten de helft van het gewenste formaat bereikt hebben.
  • Begin met spoelen zodra wiettoppen er voor het eerst oogstrijp uitzien.
  • Leer hoe je een oogstrijpe top herkent door naar de bloeiharen en de trichomen te kijken.

Flexibel voeden

Bij het voeden van wietplanten is nog meer flexibiliteit vereist. Net als zadenbedrijven, beschrijven voedingsbedrijven ook voedingsschema’s en mengverhoudingen op hun websites en etiketten. Het is bij het voeden echter nóg belangrijker om af te gaan op de ontwikkeling van de planten, in plaats van het vaste voedingsschema. Het voedingsschema is bedoeld als een leidraad, en moet je nooit letterlijk nemen.

Het is bij het voeden nóg belangrijker om af te gaan op de ontwikkeling van de planten, in plaats van een vast voedingsschema aan te houden

Gelukkig geeft een wietplant het snel aan wanneer je haar teveel of te weinig voeding geeft. Het beste advies dat we je op dit gebied kunnen geven, is om met een lage dosering te beginnen en die langzaam op te voeren naarmate de wietplant groter wordt.

Wanneer je op aarde kweekt en de groei van je wietplant eenmaal goed op gang gekomen is kun je bijvoorbeeld starten met een halve dosering van wat volgens de fabrikant wordt aangeraden. Langzaam (per week) kun je de voeding dan opvoeren, maar blijf daarbij goed naar de bladeren van je wietplant kijken.

Kijk bij het voeden goed naar de kleur van de bladeren, probeer ze fris groen te houden. Foto: Christian Weber, Shutterstock

De bladeren van wietplanten zijn uitstekende indicators van de voedingsbehoefte. Te veel voeding laat de plant in eerste instantie zien doordat de bladeren donkerder groen van kleur worden. Houdt het voedingsoverschot langer aan, dan zullen de uiterste bladpuntjes in eerste instantie vergelen, en bij een té groot overschot ook beginnen te verdorren.

Omgekeerd wordt de groene kleur van de bladeren vaak lichter wanneer een wietplant wat te weinig voeding krijgt. Probeer je wietplanten altijd fris groen van kleur te houden. Ongeveer vanaf de tweede helft van de bloeifase zullen de bladeren hier en daar beginnen te vergelen maar dat is een normaal herfstverschijnsel. Wanneer je gaat spoelen zet de vergeling nog verder door. Dit is een teken dat de plant haar voedingsreserves aan het verbruiken is, en dat is goed.

  • Voed je wietplanten pas als de groei goed op gang gekomen is. Begin met een halve dosis.
  • Houd rekening met de voeding die al in de aarde zit.
  • Leer hoe bladeren de voedingsbehoefte aangeven door donkerder of lichter te kleuren.
  • Probeer wietplanten fris groen te houden.
  • Aan het einde van de bloeifase is vergeling van bladeren een normaal herfstverschijnsel.
[Openingsfoto: Justin Cannabis, Shutterstock]
(advertentie)