(advertentie)
(advertentie)
(advertentie)

De hoogte van wietplanten heeft een grote invloed op de opbrengst. Een lage en compacte plant met alle toppen op gelijke hoogte in de ‘sweet spot’, ontvangt namelijk maximaal licht en verspilt geen energie aan een lange sapstroom door dunne takken. Maar hoe voorkom je dat wietplanten te veel strekken?

Veel kweekverhalen hier op CNNBS gaan over het vergroten van de opbrengst van wietplanten. Energie is immers kostbaar, en iedere thuiskweker hoopt natuurlijk zoveel mogelijk te oogsten. Daarnaast is het bij wietplanten ook nog eens zo dat kwantiteit en kwaliteit doorgaans hand in hand gaan. De trichomen bevatten namelijk alles waar het bij wiet om gaat zoals THC en terpenen, maar vormen ook het grootste deel van het gewicht van een wiettop.

Waarom vertellen we je dit allemaal? Nou, omdat hoogtebeperking van een wietplant binnen een van de meest effectieve manieren is om de oogst te verbeteren, die je snel over het hoofd ziet. Hoogtebeperking en groei in de breedte is überhaupt de grootste reden voor plantentraining. Wie zijn wietplanten met andere woorden onder de duim weet te houden, kan daardoor maximaal oogsten. Dat niet alleen maar een compacte wietplant levert ook meer harde toppen en minder luchtige popcorn budjes, en is dus ook veel beter te knippen aan het einde.

Een lichtbron met veel ver rood licht stimuleert celstrekking. Foto: Filip Dinev, Shutterstock

Rood en ver rood licht

Wietplanten groeien in de eerste plaats naar het licht toe, om ervoor te zorgen dat ze daarvan genoeg ontvangen voor fotosynthese. Een wietplant die te weinig licht krijgt, zal dan ook strekken om dichter bij de lichtbron te komen. Als binnenkweker moet je om te beginnen dus voor een lichtbron zorgen die sterk genoeg is. Merk je dat je planten als zaailing al veel strekken, dan is dat dan ook meestal het gevolg van een zwakke lichtbron.

Ervan uitgaande dat de lichtbron sterk genoeg is, heeft de kleur van het licht ook veel invloed op de celstrekking, en dan met name de hoeveelheid rood en ver rood licht. Rood licht wordt door de bladeren opgenomen maar ver rood licht wordt naar lager groeiende bladeren doorgegeven. Dit doorgegeven ver rode licht zorgt ervoor dat takken die onder het bladerdek groeien gaan strekken.

Een lichtbron die veel ver rood licht uitstraalt, promoot daarmee dus de celstrekking. Strekken wietplanten te veel, kijk dan eens kritisch naar de lichtkleur van je kweeklamp. Veel full-spectrum LED’s stralen relatief veel blauw licht uit, en beperken daarmee de celstrekking. HPS kweeklampen stralen ongeveer zes keer meer rood dan ver rood licht, en zorgen daarmee ook voor een beperkte celstrekking.

Concurrentie en wind

Omdat het ver rode licht door bladeren omlaag wordt doorgegeven, zullen lager groeiende planten en takken meer strekken dan hogere groeipunten. Probeer wietplanten daarom niet te dicht op elkaar te zetten als je de strekking wil reduceren. De individuele planten zullen anders met elkaar gaan concurreren voor het licht, door steeds hoger te worden.

Voor dikkere stammen en kortere internodes helpt een goede luchtcirculatie ook. Takken die veel wind vangen, zullen zich daar namelijk tegen wapenen door dikker en sterker te worden. Hierbij verruilt de plant celstrekking voor celverdikking, en zal daardoor dus ook minder hard omhoog groeien.

Een goede min/max thermometer vertelt je de dag- en nachttemperatuur.

Het dag/nacht temperatuurverschil (DIF)

De temperatuur heeft ook een grote invloed op de celstrekking van wietplanten. Zo is het bijvoorbeeld algemeen bekend dat een hogere temperatuur in de zomer voor langere wietplanten zorgt. Daar stopt het echter niet, want het is met name het temperatuurverschil tussen de dag en nacht dat de celstrekking beïnvloedt. Dat ontdekten wetenschappers van Michigan State University in de jaren ’80, die daarmee de DIF techniek ontwikkelden om de hoogte van planten te beïnvloeden.

De DIF-waarde geeft het verschil aan tussen de dagtemperatuur en de nachttemperatuur, en is eenvoudig te berekenen door de nachttemperatuur van de dagtemperatuur af te trekken. Een goede min/max thermometer vertelt je die dag- en nachttemperatuur. Een positieve DIF-waarde (waarbij de dagtemperatuur dus hoger ligt dan de nachttemperatuur) stimuleert de celstrekking. Een negatieve DIF zorgt voor het omgekeerde en remt de celstrekking juist. Als het overdag en ’s nachts even warm is dan is de DIF-waarde nul.

Warmere dagen dan nachten stimuleert dus een hogere wietplant, en als het juist ’s nachts warmer is dan over dag dan wordt de celstrekking geremd. De DIF-techniek is dan ook een handige manier om de celstrekking aan te sturen. De techniek heeft het grootste effect wanneer je het in de overgangsfase tussen groei en bloei in, toepast. In deze fase, ook wel de strekkende fase, strekken wietplanten immers het meeste.

Als je de DIF-techniek toepast moet je het echter niet te koud laten worden overdag, aangezien dat de topontwikkeling zou remmen. Laat het overdag dan ook niet kouder worden dan 24 graden, en hou de temperatuur ’s nachts minimaal 22 graden Celsius. Maak het ook niet te bont met de DIF want een negatieve DIF-waarde en zelfs een DIF-waarde van nul zorgt ervoor dat wietbladeren binnen enkele weken zullen vergelen. Gelukkig stopt deze vergeling weer wanneer je weer naar een normale positieve DIF-waarde overgaat. Gebruik de DIF-techniek dus niet te lang, en bij voorkeur alleen tijdens de strekkende fase.

Koude ochtenden

Een lagere DIF-waarde, of zelfs een negatieve DIF kun je bereiken door ’s nachts een kachel te gebruiken. Energiezuiniger is het echter om de temperatuur in de vroege morgen met een graad of tien (ten opzichte van de dagtemperatuur) te verlagen. Dit heeft namelijk hetzelfde effect op de celstrekking als een negatieve DIF-waarde. Verlaag de temperatuur hiervoor ongeveer een half uur voordat je kweeklamp aan gaat, en hou de temperatuur laag, tot twee tot drie uur nadat je kweeklamp aan ging.

Toppen zorgt voor meer groeipunten en dus een langzamere groei omhoog.

Toppen, scroggen en supercroppen

Tot slot behandelen we nog even de meest voor de hand liggende methodes van hoogtebeperking voor wietplanten. Dat zijn natuurlijk toppen, scroggen en supercroppen, al kunnen deze technieken niet voorkomen dat een wietplant strekt.

Omdat toppen namelijk voor een breder groeiende wietplant met meer groeipunten zorgt, zal die ook minder hard de hoogte in groeien. De plant groeit dan wat breder in plaats van hoger. Scroggen zorgt er op een vergelijkbare manier voor dat een wietplant wat lager blijft. Letterlijk door de takken vast te binden aan een rek en ze zo lager te houden.

Supercroppen is een manier tenslotte, die vooral handig is wanneer een of meerdere takken toch te hoog geworden zijn. Door deze met beleid te kneuzen en om te buigen breng je zo’n tak omlaag. De top zal zich hierna wel snel herstellen en in een boog weer omhoog groeien, maar dan nét iets minder hoog dan voor het supercroppen.

[Openingsfoto: Laura Bienvenido, Shutterstock]
(advertentie)