(advertentie)
(advertentie)
(advertentie)

Een nieuwe kruising van twee wietsoorten maken is niet moeilijk, en kan verrassende resultaten opleveren. Een stabiele nieuwe wietsoort creëren is echter een stuk lastiger, want hoe zorg je ervoor dat alle planten dezelfde eigenschappen laten zien? Kortom, een verhaal over kruisen, selecteren en terugkruisen van wietplanten.

Als je jezelf wat geld wil besparen kun je vrij gemakkelijk je eigen wietzaadjes maken. Dat doe je door een bloeiende vrouwelijke wietplant te bestuiven met het stuifmeel van een bloeiende mannelijke wietplant.

Stabiele wietsoort?

Het is echter een heel ander en veel arbeidsintensiever verhaal, als je doel is om een nieuwe stabiele wietsoort te ontwikkelen. Een eenvoudige kruising tussen twee wietplanten kan namelijk veel verschillende wietplanten opleveren.

Sommigen worden hoger, anderen bloeien langer of korter. En weer andere planten krijgen misschien veel mooiere en compactere toppen dan anderen. Een stabiele wietsoort levert daarentegen nagenoeg dezelfde wietplanten op, afgezien van een enkele uitzondering.

Inheemse wietsoorten zijn door natuurlijke selectie stabiel en aangepast aan het klimaat. Foto: Stefano Zaccaria, Shutterstock

Landrassen

Inheemse wietsoorten zijn van nature stabiel, omdat stabilisering van nature plaatsvindt als een groot aantal planten, gedurende vele generaties door elkaar bevrucht wordt. Het klimaat en overige omstandigheden op het gebied van zon, regen, droogte en dergelijke, zorgen ervoor dat de best aangepaste exemplaren overleven.

Deze eigenschappen vind je uiteindelijk terug in de hele groep. Om deze reden zijn zogenoemde ‘landrassen’ gewild onder veredelaars van wietzaden. Ze bezitten bekende eigenschappen die door kruisen in nieuwe wietsoorten gekweekt kunnen worden.

Een wietsoort stabiliseren

Thuis kun je ook een eigen kruising maken en die stabiliseren, alleen is dat door een aantal factoren wel een tijdrovend klusje. In de eerste plaats kun je thuis in een kweektent natuurlijk nooit de aantallen planten kweken die benodigd zijn voor een snelle stabilisering.

Hierdoor zullen de geproduceerde zaden niet de complete diversiteit van de hele generatie weergeven. Als je pech hebt kweek je alleen de ongewenste fenotypes, of duiken planten met ongewenste eigenschappen op in de tweede generatie van je kruising.

De stabiliteit van de planten waarmee je je eerste kruising maakt is ook van belang. Hebben deze planten een geschiedenis van vele kruisingen met verschillende voorouders, dan is de kans dat de ongewenste eigenschappen van deze voorouders ineens in je toekomstige zaden opduiken, groot. Werk je met een select aantal goed gestabiliseerde wietplanten, dan zal het nageslacht daarvan automatisch stabieler zijn.

Een stabiele wietsoort maken gaat beter met stabiele ouders.

Voorspelbaarheid

Wie op kleine schaal een eigen kruising wil stabiliseren, doet er dus goed aan om alleen met stabiele moeder- en vaderplanten te werken. Als je een klein beetje thuis bent in de genetica-leer (we hebben er een uitgebreide serie over geschreven), dan weet je dat zulke stabiele ouders ook redelijk voorspelbare wietzaden opleveren.

Van de kruising zal ongeveer een kwart op de moederplant lijken, een tweede kwart lijkt meer op de vaderplant. De overige 50% zullen verschillende variaties van eigenschappen van zowel de moeder als de vaderplant laten zien.

Dit gaat echter alleen op wanneer je een groot aantal van de geproduceerde zaden opkweekt. Laat je slechts 8 zaadjes ontkiemen dan zullen er natuurlijk nooit exact twee op de moeder en twee op de vader lijken, en vier op een combinatie van de moeder en vader. Dit is ook de reden waarom veredelen veel voorspelbaarder is wanneer je grote aantallen planten kunt kweken.

Genetica-leer: de wet van Mendel en F1 en F2 hybrides in beeld uitgelegd.

Een kruising stabiliseren

Wanneer je een stabiele moeder en vaderplant hebt gevonden en met elkaar hebt gekruist, begint het proces van stabiliseren. Het zal meerdere generaties wietplanten duren voor je nieuwe soort stabiel is. Wanneer je hierbij zaden van dezelfde soort met elkaar kruist, zullen er minder variaties zijn.

Door het proces van selectie kunnen gewilde eigenschappen van generatie op generatie worden versterkt, terwijl ongewilde eigenschappen langzaam worden uitgebannen.

Om de gewilde eigenschappen van een van de originele ouderplanten te versterken, kruisen veel kwekers een selectie van de geproduceerde zaden terug met die originele ouder. Dit is geen vereiste maar het versnelt het proces van stabiliseren, en versterkt de gewenste dominante eigenschappen van een van de originele ouders.

Uitzonderingen kunnen een vloek of een zegen zijn. Cheese (foto) begon als een bijzondere uitzondering van Skunk #1. Foto: Shannon Peddell, Shutterstock

Buitenbeentjes: vloek of zegen

Een 100% stabiele wietsoort bestaat niet. Wanneer je een aantal zaden van een gestabiliseerde hybride opkweekt, kan daar altijd een plant tussen zitten waarin oude eigenschappen van voorouders opduiken. Eén van de planten zal daardoor misschien veel langer bloeien dan de rest. Vergelijk het maar met dat éne neefje met sproeten uit die familie waarvan niemand verder sproeten heeft.

Zo’n buitenbeentje is een zeldzaam fenotype, en kan een vloek of een zegen zijn. Neem bijvoorbeeld de wietsoort Cheese wat eigenlijk een buitenbeentje was van Skunk #1. Een ander voorbeeld is het Thin Mint fenotype van de wietsoort Girl Scout Cookies.

Beiden zijn begonnen als een uitzondering, dus wees niet teleurgesteld als je eens een afwijkende wietplant tegenkomt, het zou weleens de volgende grote cannabisklassieker kunnen worden!

[Openingsfoto: Canna Obscura, Shutterstock]
(advertentie)