(advertentie)
(advertentie)
(advertentie)

Grote ophef: topambtenaren manipuleren al jarenlang de uitkomsten van wetenschappelijke rapporten – o.a. van het WODC – over cannabis en coffeeshops. Onderzoeker Nicole Maalsté heeft dat verschillende keren ondervonden en ze juicht de media-aandacht hierover daarom toe. Maar of dit ook tot structurele veranderingen binnen de ambtenarij en wetenschap zal leiden, betwijfelt ze.

Politiek creëert eigen werkelijkheid

Strikt genomen is het geen nieuws. NRC-journalist Freek Schravesande publiceerde in april 2015 al een groot artikel over dit onderwerp. Na een rondgang langs een tiental wetenschappers en onderzoekers concludeerde hij dat minister Ivo Opstelten de feiten over de wietteelt jarenlang had verdraaid. Ik was een van die onderzoekers waar hij destijds mee sprak.

Sinds het begin van de jaren ’90 heb ik aan tientallen onderzoeken naar drugsmarkten meegewerkt. Verschillende keren ook in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatie Centrum (WODC), dat nu zo onder vuur ligt. Ik was vooral geïnteresseerd in de menselijke kant van drugsmarkten. Welke functie hebben drugs voor consumenten? Wie zijn de producenten en handelaren en hoe gaan zij te werk? Ik wilde laten zien hoe het eraan toe gaat in drugsmarkten.

Ik was ervan overtuigd dat politici en beleidsmakers andere beslissingen zouden nemen als ze de juiste feiten kennen. Het bleek een naïeve gedachte. Gaandeweg kwam ik erachter dat harde feiten vaak niet ter zake doen in de politieke werkelijkheid. Zeker bij gevoelige kwesties zoals de wietdiscussie kent de politieke werkelijkheid een geheel eigen dynamiek. Emoties voeren daarbij de boventoon. Feiten zijn van ondergeschikt belang of worden zodanig verdraaid dat ze in het plaatje passen dat politici ons willen voorhouden.

Oud-minister Ivo Opstelten (VVD) blijkt nóg slechter en corrupter dan altijd al werd aangenomen, nu blijkt dat hij zelfs het WODC voor zijn anti-cannabis karretje wist te spannen door onderzoeksresultaten te framen… {illustratie: Willem Luiten/VOC]

Slappe knieën

In het begin van mijn carrière als drugsonderzoeker bepaalden we zelf de onderzoeksvragen die we wilden onderzoeken. Vervolgens probeerden we daar financiering voor te vinden. Dat was nog in de tijd dat het ministerie van Volksgezondheid de belangrijkste financierder van drugsonderzoeken was. Naarmate het dossier steeds meer richting Justitie opschoof, had je als onderzoeker minder invloed op de onderzoeksvragen.

Het bevreemdde mij. Ik sprak collega-onderzoekers hierop aan. De wereld van drugsonderzoekers is klein. Iedereen kent elkaar. Op een gegeven moment ben ik zelfs een keer gaan rondbellen. Waarom laten we ons voor het karretje van politici en beleidsmakers spannen en voeren we allerlei nutteloze onderzoeken uit? Kunnen we niet een keer met zijn allen bij elkaar gaan zitten en onderzoeksvragen opstellen die werkelijk een bijdrage leveren aan de kennis over drugsmarkten?

Het beeld van georganiseerde criminaliteit is journalistiek gezien een stuk aantrekkelijker. De verhalen van ‘gewone’ mensen pasten niet in het bestaande beeld over de wietindustrie

De reacties waren lauw. Er werd mij te verstaan gegeven dat het zo niet werkte. Voor de financiering van onderzoek was je immers afhankelijk van politici en beleidsmakers. Wetenschappers houden uit eigen belang liever hun mond. Dit is ook de reactie die NRC-journalist Mark Lievisse Adriaanse gisteren kreeg bij zijn rondgang langs verschillende onderzoeksbureau’s die onderzoek uitvoeren voor het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Beroepsethiek

Om het werk voor mijzelf boeiend te houden, voegde ik vaak (stilletjes) een paar onderzoeksvragen die ik zelf belangrijk vond toe aan de vraagstelling van de opdrachtgever. Maar het bleef een onbevredigende situatie. Te meer omdat ik zag hoe wetenschappelijke rapportages door sommige politici op een slimme manier werden misbruikt om een heel ander verhaal te vertellen dan wat het rapport eigenlijk vermeldt.

Het verbaasde me dat onderzoekers niet reageerden als feiten uit hun verband werden getrokken of conclusies werden verdraaid. Ook hier sprak ik collega-onderzoekers op aan. Vaak kreeg ik dan als antwoord dat het niet de taak van wetenschappers is om erop toe te zien dat onderzoeksresultaten juist worden geïnterpreteerd. Als het rapport klaar is, zit het werk erop. Wat anderen ermee doen, is hun verantwoordelijkheid.

Ik heb dat altijd onbegrijpelijk gevonden. Als onderzoeker is het mijn verantwoordelijkheid dat een onderzoek op de juiste manier naar buiten wordt gebracht en resultaten goed worden geïnterpreteerd. Dat hoort bij mijn beroepsethiek. Zo’n 15 jaar geleden kreeg ik steeds vaker te maken met opdrachtgevers die verlangden dat conclusies werden aangepast of verzwakt omdat dit beleidsmatig niet goed viel. Voor mij is dat uiteindelijk de reden geweest om te stoppen met dat soort onderzoek in opdracht.

Gewone mensen in de wietindustrie

Omdat ik er nog steeds van overtuigd was dat kennis over de praktijk cruciaal is voor een goed begrip van drugsmarkten, besloot ik op eigen kracht verhalen te verzamelen van mensen die werkzaam zijn in de wietindustrie. In eerste instantie deed ik dat nog met een wetenschappelijk doel voor ogen. Maar uiteindelijk meende ik dat het zinvoller was om die kennis onder een breder publiek te verspreiden. Het boek ‘Polderwiet’ (2007) is het resultaat van mijn poging om de eenzijdige beeldvorming over de wietindustrie te kunnen bijstellen.

Er werken genoeg normale mensen in ‘onze wietindustrie’, maar dat plaatje vinden politiek en media blijkbaar niet spannend genoeg… [foto: DvorakPhoto/Shutterstock]

Dat bleek lastiger dan ik dacht. Het beeld van georganiseerde criminaliteit is journalistiek gezien een stuk aantrekkelijker. De verhalen van ‘gewone’ mensen pasten niet in het bestaande beeld over de wietindustrie. Daarnaast was het lastig om mensen goed in beeld te brengen omdat zij hun verhaal niet openlijk voor een camera konden vertellen. Verdraaide stemmen en ‘geblurde’ gezichten benadrukten de schimmigheid van de wietindustrie vooral.

Persoonlijke verhalen

Ik ben daarom zeer te spreken over de online documentaire ‘De Industrie’ van de VPRO en Submarine Channel. ‘De Industrie’ laat zien dat er overal in Nederland drugs zijn en dat iedereen ermee te maken heeft, van elektriciën tot pizzakoerier, van boer tot burgemeester. Luchtig, humoristisch en soms banaal. Aan de hand van persoonlijke verhalen van mensen biedt deze documentaire een inkijkje in de Nederlandse drugsindustrie. Wiettelers, coke-baronnen en xtc-koeriers vertellen over de kick en de stress van het illegale werk. De persoonlijke verhalen zijn gekoppeld aan interactieve locaties. Een deel van die verhalen is op zondagavond ook te beluisteren op NPO radio 1.  Aanstaande zondag vertelt stashloper Jordy zijn verhaal. Hij werkt aan de achterdeur van een coffeeshop.

#MeTrue

Ik zou iedereen die betrokken is bij deze materie willen oproepen om kennis te nemen van deze geweldige productie die een prachtig inzicht geeft in de praktijk van de drugsindustrie. Politici, burgemeesters, maar ook journalisten: dít is de praktijk waar we het over hebben. Dít zijn de feiten!

En onderzoekers en wetenschappers. Ik begrijp dat er grote financiële belangen op het spel staan. En ik begrijp ook dat het als wetenschapper niet eenvoudig is om toe te geven dat de politiek je al jarenlang zo in de tang heeft. Toch zou ik iedereen die zichzelf als wetenschapper serieus neemt, willen vragen om te stoppen met zich te verschuilen achter dit soort belangen. Het is je taak als wetenschapper om feitelijke kennis te vergaren die niet in twijfel getrokken hoeft te worden door de samenleving.

Na de #MeToo affaire is het misschien in Nederland langzamerhand wel tijd voor een coming out van onderzoekers die vanaf nu allemaal een #MeTrue statement gaan maken…

(advertentie)