- Ook in cannabisland is het Black Friday: sla je slag!
- Gefjon kweekt Kush van de Barney’s boerderij (#13)
- Naar het zuiden des lands voor een verse Sweet Tini
- ‘Weed, Greed & Billions’ – zijn grote bedrijven de nieuwe drugskartels?
- Stekken, zaailingen en een extreem plakkerige Bubba Diesel
- Schikking Justitie • Einde aan 13 jaar ellende voor Johan van Laarhoven
Zo laat een wietplant precies zien wat ie tekort komt
Het zal je verbazen maar er zijn maar zo’n 18 verschillende voedingsstoffen nodig om een wietplant te laten groeien en bloeien. 18 essentiële mineralen om precies te zijn, oftewel zouten die wietplanten absoluut nodig hebben. En als ze van één van die zouten te kort komt dan laat ze dat ook precies aan je zien. Lees maar mee.
In de natuur groeien planten op de afbraakproducten van organisch materiaal. Planten groeien op de resten van de dood van dieren en andere planten, en krijgen daarbij veel meer voedingsstoffen binnen dan ze per se nodig hebben. Wellicht is dit ook wel de reden dat sommige mensen biologisch gekweekte wiet het lekkerst vinden.
Er zijn echter maar zo’n 18 micro en macro elementen absoluut noodzakelijk voor planten. Wanneer een wietplant daarvan iets te kort komt dan zul je de gevolgen daarvan snel zien. De bladeren kunnen bijvoorbeeld verkleuren, gaan hangen, allerlei soorten vlekken krijgen en meer. Door goed maar deze symptomen te kijken, kun je er dan ook achter komen wat de plant precies te kort komt.
Mobiele en immobiele elementen
Waar de zogenoemde gebreksverschijnselen zich op de plant laten zien is ook van belang. De noodzakelijke mineralen kunnen namelijk mobiel of immobiel zijn, en dat bepaalt waar de tekorten zich laten zien. Mobiele elementen zoals stikstof (N), fosfor (P), kalium (K), magnesium (Mg) en het spoorelement zink (Zn) kunnen namelijk binnen de plant verplaatsen.
Als een wietplant vervolgens een tekort heeft aan een van de mobiele elementen, dan kan en zal ze dit ook aanvullen vanuit de oudere bladeren. De gebreksverschijnselen van deze elementen zie je vervolgens als eerste onderaan of halverwege de plant.
Met de immobiele elementen werkt het net andersom. Omdat deze niet binnen de plant kunnen verplaatsen, zie je de gevolgen van een tekort het eerste bovenin de plant, aan de nieuwe blaadjes. De immobiele elementen zijn calcium (Ca), kalk, zwavel (S), ijzer (Fe), mangaan (Mn), borium (B), koper (Cu) en molybdeen (Mo).
Het oplossen van een probleem dat voor het gebrek van een immobiel element zorgt, is ook wat urgenter dan een probleem met een mobiel element. De plant kan het immers niet zelf aanvullen en het benadeelt de verdere groei van de plant. Uiteraard is het in het algemeen belangrijk om alle tekorten en problemen aan te vullen en op te lossen.
Macro en micro elementen
Naast mobiel of immobiel worden mineralen ook nog onderverdeeld in macro en micro elementen. De macro elementen zijn de belangrijkste zouten waar planten relatief veel van nodig hebben. Dit zijn Stikstof (N), fosfor (P) en kalium (K) maar ook calcium (Ca) en magnesium (Mg) worden vaak tot de macro elementen gerekend.
De micro elementen worden ook wel sporenelementen genoemd. Dit zijn de voedingsstoffen die planten naast de macro elementen, in veel lagere concentraties, ook nodig hebben. IJzer (Fe), zink (Zn), mangaan (Mn), Borium (B), koper (Cu) en molybdeen (Mo) zijn allemaal micro elementen.
Natuurlijk bevatten de goede voedingslijnen genoeg macro en micro elementen en hoef je echt niet zelf te gaan mengen. Dat zou een onbegonnen werk zijn voor de meeste kwekers. Maar het is wel goed als je aan je wietplant kunt zien welk mineraal die te kort komt, zodat je adequaat kunt ingrijpen wanneer het nodig is.
De meeste tekorten hebben echter wel vaak een andere oorzaak dan gewoon een tekort aan een stofje. De temperatuur, pH of EC waarde en vele andere zaken kunnen bijvoorbeeld verkeerd zijn, waardoor de plant niet alles wat hij nodig heeft kan opnemen. Het mineraal kan dus voldoende aanwezig zijn, maar er is iets anders aan de hand waardoor de plant het niet kan opnemen.
Stikstof (N)
Stikstof is een mobiel element, en belangrijk voor de nieuwe groei in de plant. Het is dan ook het belangrijkste in de groeifase. Als een plant een tekort aan stikstof heeft dat kun je dit zien aan een slechte groei en vergelende bladeren. Omdat stikstof een mobiel element is zal de plant bij een tekort stikstof kunnen onttrekken aan de oudere bladeren. Daarom gaat een stikstoftekort meestal samen met een egale vergeling van de onderste bladeren. Ook zorgt een tekort aan stikstof ervoor dat wietplanten eerder kunnen gaan bloeien en gevoeliger zijn voor schimmels.
Fosfor (P)
Gedurende de hele cyclus gebruikt een wietplant fosfor, en in de bloeifase heeft ze extra veel fosfor nodig. Omdat wietplanten ook fosfor nodig hebben om de wortels mee te vormen, vind je het ook (in een lagere dosis) terug in stekpoeder. Een tekort aan fosfor uit zich meestal in een slechte of misvormde groei en een paarse kleur op bladeren en steeltjes. Een tekort aan fosfor kan de bloei ook vertragen.
Kalium (K)
Kalium is belangrijk in het proces van wateropname: osmose. Door Kalium kan de plant de celdruk op het juiste peil houden, het beschermt de plant tegen invloeden van droogte. Net als Stikstof is kalium een mobiel element en zul je de tekorten het eerst zien aan de onderste bladeren van de plant. Tekorten uiten zich in gele bladranden en afstervende vlekjes op het blad. De verdamping wordt geremd waardoor de groei vertraagt, de bladeren worden smaller en de stengels dunner.
Calcium (Ca)
Net als bij mensen zorgt calcium bij planten voor een sterk skelet. Natuurlijk geen echt skelet, maar de celopbouw. Omdat calcium in combinatie met andere elementen kalkaanslag kan veroorzaken, heeft het in de plant een ander transportsysteem dan de rest van de voedingsstoffen. Calcium wordt namelijk binnen de plant vervoerd in hetzelfde kanaal als water.
Een tekort uit het zich in dode vlekken op het blad, afsterving van de groeipunt en een stagnatie in groei. Dit begint bij de jongste bladeren en een tekort zorgt ook voor een hogere gevoeligheid voor schimmels. Een calciumgebrek ontstaat onder andere door een te lage verdamping, en dit wordt doorgaans veroorzaakt door te hoge luchtvochtigheid.
Magnesium (Mg)
Magnesium maakt het grootste deel uit van chlorofyl en is dan ook cruciaal voor het belangrijkste proces in de plant: de fotosynthese. Magnesium is ook een mobiel element. De plant heeft er niet veel van nodig, maar kan het ook niet missen. Zonder magnesium is er namelijk ook geen fotosynthese. Tekorten zijn te herkennen aan lichtgroene bladeren en een vlekkerige bladkleur, rode verkleuring van bladstelen en uiteindelijk vergeling tussen de nerven en bladverlies (bladval).
IJzer (Fe)
IJzer heeft net als magnesium invloed op het chlorofyl (bladgroen) en de fotosynthese. IJzer is namelijk nodig bij de productie van chlorofyl. Tekorten uiten zich ook in een lichte groene bladkleur in de groeipunten die op den duur bijna helemaal wit kunnen worden. Een tekort zal niet zo vaak ontstaan, maar het kan wel gebeuren dat de plant het ijzer niet kan opnemen doordat de pH waarde verkeerd is. IJzergebrek is ook dikwijls een antagonistisch effect van overdoseringen van andere elementen.
Zink (Zn)
Zink is een van de zware metalen en dus niet zo goed voor de bodem. Toch heeft je wietplant het nodig, zij het in zeer kleine hoeveelheden. Tekorten uiten zich in vergeling van de nieuwste bladeren, dwerggroei met draaiende bladeren, stugge bladeren, vergeling met daaropvolgend afsterving, en een ijzertekort (Fe) door antagonistische werking.
Mangaan (Mn)
Mangaan is nodig voor de zuurstofhuishouding in de plant. Door een slechte pH-waarde ontstaan tekorten vaak samen met ijzertekorten. Het lijkt ook veel op een ijzertekort of een magnesiumgebrek. Een lichte bladkleur met donkere stippen, vergeling tussen de nerven met een fijne structuur.
Borium (B)
Borium is net als calcium van invloed op de celopbouw. Het is nodig bij de celdeling en om suikers op te slaan. Boriumtekorten zijn zeldzaam. Misvormde bladeren, een slechte wortelontwikkeling, dode plekken op het blad, afsterving van de groeipunt, beginnend bij het jongste blad en toprot, kunnen allemaal ontstaan door een tekort aan dit stofje.
Koper (Cu)
Koper is maar in een kleine hoeveelheid nodig. Het is belangrijk voor de enzymen (eiwitten). Een tekort kan ontstaan en uit zich in verwelkte bladeren en stammen. Bladranden krullen naar beneden en gaan slap hangen. De bladkleur is sterk afwijkend van gezond gewas.
Molybdeen (Mo)
Molybdeen is nodig om aminozuren aan te maken. Tekorten kun je herkennen aan het lichter worden van bladeren, en dan met name de onderste bladeren. Een gebrek zorgt ook voor slechte wortelontwikkeling, smalle bladeren op een lange steel, afsterving van bladranden en tussen de nerven in.