(advertentie)
(advertentie)
(advertentie)

In de twee grootste steden van het land – en eigenlijk ook in de rest van ’t land – is het aantal coffeeshops in twintig jaar gehalveerd. En daarmee is niet alleen een succesvol en uniek cultureel Nederlands fenomeen gekortwiekt, maar creëert de overheid zelf een voorheen niet bestaand probleem: overlast! Advocaat Maurice Veldman over de fouten van het verleden en wat we daar in cannabisnaam van moeten leren voor de dag van morgen.

Continuïteit & verandering

Recept voor een probleem: men neme een middelgrote stad in het noordwesten van Europa, ongeveer zo groot als Düsseldorf, en geeft daar de verkoop en consumptie van cannabis min of meer vrij door het inrichten van een royaal stelsel van etablissementen waar een ieder in alle rust kan genieten van de roes van die plant. De stad verwerft op die manier wereldfaam als de kasba van Europa, een vrijhaven voor dromers en levensgenieters uit alle windstreken, die in hun eigen land vaak nog vervolging riskeren als ze betrapt worden met een joint.

Dit laat men jaren zo begaan en in de loop der tijd heeft zich een stabiel netwerk van verkooppunten ontwikkeld dat aan een strakke regulering en toezicht van de staat onderhevig is. Een bloeiende handel ontstaat en jaarlijks bezoeken miljoenen mensen de stad om te genieten van die veelbezongen vrijheid zonder dat er noemenswaardige overlast ontstaat.

Sterker nog, die miljoenen coffeeshopbezoekers geven de stad een enorme impuls waardoor zij zich ondanks de zeer beperkte schaal opeens mag meten met de grootste metropolen van het continent als het gaat om aantallen toeristen. De economische lusten overtroeven in verre de kleine lasten, die mede dankzij de ijzeren regulering vrijwel tot 0 worden gereduceerd.

Drukte en openingstijden

shutterstock_254055688

Amsterdam vaart lange tijd wel bij het coffeeshopbeleid, maar in de laatste 20 jaar is er veel onnodig sloopwerk verricht door de politiek [foto: kavalenkau / Shutterstock.com]

Dan, net als dit stelsel geheel is uitgebalanceerd in het samenspel van marktwerking, en complete afstemming tussen vraag en aanbod heeft plaatsgevonden, gaat men over tot het stelselmatig sluiten van meer van de helft van deze coffeeshops en zorgt men ervoor dat steeds meer van die toeristen die de stad trouw bezoeken steeds compacter worden samengepropt in kleine hokjes waar lang niet meer genoeg zitplaatsen zijn. Die drukte wordt nog eens versterkt door de openingstijden van die etablissementen fors aan banden te leggen. Het gevolg is natuurlijk dat steeds meer van die bezoekers nu opeens in lange rijen voor de loketten moeten wachten, of zelfs in lange files op straat.

Daar waar helemaal geen overlast was, wordt nu opeens overlast gecreëerd. In dezelfde vloeiende beweging geeft men zo een stevig opkontje aan een fenomeen dat juist dankzij diezelfde coffeeshops eerder vrijwel helemaal was uitgebannen in de stad: de ambulante handel op straat in drugs van alle soorten en maten, die dezelfde stad decennia in het hart had verlamd en in een ‘no go area’ had veranderd.

Onzalige koers Amsterdam

Ziedaar in een notendop het Amsterdamse coffeeshopbeleid. Een onzalige koers die met de beste bedoelingen alleen maar negatief kan uitpakken. Gelukkig begint dat besef nu eindelijk ook door te dringen tot het hoogste gezag in de stad, te weten de gemeenteraad, die de burgemeester recent tot een (voorlopig) moratorium op het sluiten van nog meer coffeeshops heeft kunnen bewegen (zie mijn vorige column).

In dat licht is het zinnig ons eens fundamenteel te beraden op de uitgangspunten van het hedendaagse coffeeshopbeleid en te kijken welke van die uitgangspunten dringend toe is aan revisie of gewoon de prullenbak. Waarom moest eigenlijk de helft van de coffeeshops dicht en wat was eigenlijk het doel daarvan? Daarvoor moeten we terug naar 1995, toen toenmalig minister van volksgezondheid Els Borst en haar collega-minister van Justitie Winnie Sorgdrager in hun nota ‘Continuïteit & verandering’ de bakens uitzetten voor de toekomst van het nationaal drugsbeleid.

De ministers dachten dat met die halvering van het aantal van 1200 shops ‘het verschijnsel coffeeshop beter beheersbaar’ kon worden wordt gemaakt

Onderdeel van die nota was een halvering van het aantal coffeeshops, waarvan er toen – we schrijven 1995 – nog  1100 à 1200 waren in het gehele land. De ministers dachten dat met die halvering ‘het verschijnsel coffeeshop beter beheersbaar’ kon worden wordt gemaakt.  Ze spraken van ‘de politieke wens om een groot deel van de door softdruggebruik en handel veroorzaakte overlast beheersbaar te houden door een strakke inzet van het bestuurlijk instrumentarium’. Ook telde men destijds zwaar aan de aanwezigheid van coffeeshops in de nabijheid van middelbare scholen. Er werd gediscussieerd of een afstandscriterium daar paal en perk aan kon stellen. Gedacht werd aan het weren van buitenlandse kopers van cannabis door een verlaging van de verkoop van maximaal 30 gram naar 5 gram per persoon door te voeren. Er bestonden destijds nog de nodige twijfels aan de invoering van een ingezetenencriterium, in de volksmond ook wel de wietpas genaamd. Dit alles in de strijd tegen de ‘overlast’ en om te voorkomen dat coffeeshops in handen van criminele organisaties zouden vallen.

Toeristen in de coffeeshops

shutterstock_319665320

[foto: photoshooter2015 / Shutterstock.com]

Anno 2015 kunnen we vaststellen dat het voornemen tot halvering ook daadwerkelijk is doorgevoerd. Eind maart 2015 waren er 582 coffeeshops in Nederland, een halvering in vergelijking met twintig jaar geleden. En het sluiten gaat nog altijd door, ook  in Amsterdam. De reden hiervoor is vooral het Coalitieproject 1012 (opschonen van het Wallengebied). Buiten Amsterdam worden coffeeshops vooral gesloten vanwege overschrijding van de handelsvoorraad, dat wordt gepresenteerd als een schending van de openbare orde.

Het ingezetenencriterium zag uiteindelijk zo’n 17 jaar na de nota Continuïteit  & verandering toch het licht, maar deze maatregel heeft bijna nergens in Nederland geleid tot daadwerkelijke handhaving. Slechts in enkele steden in het Zuiden des lands worden toeristen geweerd. Dit heeft direct geleid tot een forse toename van overlast en een dito uitbreiding van het aantal illegale verkooppunten. Een deel van de drugstoeristen heeft zijn heil elders gezocht. Afgezien van een handjevol gemeenten in het Zuiden is er elders in Nederland geen burgemeester die zelfs maar overweegt om toeristen te weren uit coffeeshops. Deze maatregel kan met andere woorden niet bepaald succesvol worden genoemd.

Middeleeuwse politiek

Invoering van een afstandscriterium is geen landelijke verplichting en blijkt in veel gemeenten zeer verschillend uit te pakken. Inmiddels moeten zelfs de op dit punt bijna middeleeuws reactionaire christelijke politici erkennen dat deze maatregel niet leidt tot de destijds beoogde en gewenste afname van de consumptie van cannabis onder jongeren. Over het algemeen geldt dat deze maatregel niet leidt tot sluiting van coffeeshops die onder het criterium vallen. In Amsterdam is de maatregel voor de komende tijd in de koelkast gezet.

Zowel de invoering van de wietpas in enkele gemeentes onder de grote rivieren als de gefaseerde invoering van het afstandscriterium in Amsterdam heeft tot gevolg gehad dat de overlast toenam. In het zuiden door de snelle groei van het aantal illegale verkooppunten en in Amsterdam doordat de consumenten massaal naar de overgebleven coffeeshops trokken waardoor de druk op deze locaties drastisch is toegenomen.  Naar de gevolgen  van de sluitingen wordt de komende maanden onderzoek gedaan door de Universiteit van Amsterdam.

In Rotterdam kan hetzelfde aantal consumenten dat een coffeeshop bezoekt in minder tijd terecht dan voorheen met de ruimere openingstijden. Deze beperkte openingstijden leveren geen positieve bijdrage aan het bestrijden van overlast

shutterstock_259898963

Ook Rotterdam deelt in de coffeeshopmalaise en toegenomen straatoverlast door de halvering van het aantal coffeeshops [foto: mihaiulia / Shutterstock.com]

Ook in Rotterdam is onderzoek gedaan naar de effecten van de beperkte openingstijden van de resterende coffeeshops. Dit onderzoek wordt binnenkort aangeboden aan de burgemeester. De conclusie is niet verrassend: in Rotterdam kan hetzelfde aantal consumenten dat een coffeeshop bezoekt  in minder tijd terecht dan voorheen met de ruimere openingstijden. Deze beperkte openingstijden leveren in ieder geval zeker geen positieve bijdrage aan het bestrijden van overlast.

Criminele organisaties

De in de nota van Borst en Sorgdrager genoemde vrees dat coffeeshops in handen vallen van criminele organisaties blijkt ongegrond. De exploitanten worden periodiek uitvoerig gescreend met de Wet Bibob en de toets goed levensgedrag. Zodra een burgemeester op de hoogte raakt van gedragingen die niet passen bij een goed exploitant worden de exploitatievergunning en gedoogverklaring subiet ingetrokken.

Over het algemeen blijken coffeeshops helemaal geen overlast te veroorzaken maar juist te voorkomen. Overlast ontstaat juist als coffeeshops gesloten worden. Zo weet ik uit eigen ervaring dat na de sluiting van coffeeshop Zanzi in Utrecht straathandel en dito overlast in ras tempo toenamen. Buurtbewoners klagen steen en been en zetten handtekeningenacties op touw om de coffeeshop weer geopend te krijgen. Door de vele sluitingen in gemeenten onder de rivieren steeg het aantal illegale verkooppunten explosief.

Overlast

De strijd tegen de overlast is geculmineerd in de creatie van overlast. Een politieke inschattingsfout die dringend behoefte heeft aan een radicale correctie. Vaak blijkt continuïteit een betere metgezel dan verandering.

[openingsfoto: photoshooter2015 / Shutterstock.com]
(advertentie)