(advertentie)
(advertentie)
(advertentie)

Waar strafrechters de hypocrisie van de achterdeur-problematiek van de coffeeshops al lang beu zijn en niet langer straffen uitdelen voor een verantwoorde handelsvoorraad wiet, daar steken hun collega’s van het bestuursrecht nog steeds de kop in het zand met rücksichtlose sluiting van coffeeshops tot gevolg. Advocaat Maurice Veldman weet er in zijn column wel raad mee.

Twee recente uitspraken van bestuursrechters zijn zeer alarmerend. Vooral voor cannabisondernemers in gemeenten met burgemeesters die geen begrip kunnen opbrengen voor de noodzaak van een adequate bevoorrading is het oppassen geblazen.

Hypocrisie is troef

Het is het aloude liedje dat de gemoederen nog steeds in volle omvang bezighoudt. Enerzijds is de verkoop van cannabis door de overheid toegestaan. Deze verkoop wordt met applaus begroet en wettelijk geformaliseerd met vergunningen of gedoogverklaringen die door burgemeesters worden verstrekt. Anderzijds hebben veel coffeeshophouders te maken met de harde hand waarmee dezelfde burgemeesters coffeeshops sluiten zodra duidelijk wordt dat exploitanten cannabis aanvoeren om deze verkoop mogelijk te maken.

Coffeeshophouders moeten op hun tellen zijn en de achterdeur niet op een kier zetten voor pottenkijkers. Dan is het doek snel gevallen, zo leren twee recente uitspraken.

Tweespalt in rechterlijke macht

Deze fel bekritiseerde paradox wordt door strafrechters niet langer bestraft. Maar in het bestuursrecht betekent dit helaas nog steeds het onverbiddelijke einde van florerende bedrijven. Niet bestraft maar wel gesloten. Hoe kan het bestaan dat dezelfde overheid zich bedient van deze twee elkaar uitsluitende reacties?

Wie zou denken dat bestuurders na 40 jaar gedoogbeleid tot het inzicht zijn gekomen dat een coffeeshophouder cannabis moet inkopen zoals een bakker graan moet inkopen, komt bedrogen uit. En de bestuursrechters ondersteunen dit wanbeleid van harte.

shutterstock_61559029

Rechtmatigheid

Voor de praktijk van groter belang is de vraag naar de rechtmatigheid van sluitingen door de burgemeester als duidelijk wordt dat een coffeeshop niet alleen verkoopt, maar ook moet inkopen. Veel coffeeshops zijn hierdoor gesloten met als voorlopig laatste coffeeshop Zanzi in Utrecht.

Coffeeshop Zanzi

In Utrecht had coffeeshop Zanzi het goed voor elkaar. Door de sluitingen van andere coffeeshops in de Domstad werd het steeds drukker in Zanzi. Daarop besloot de burgemeester twee extra parkeerplaatsen beschikbaar te stellen om de klantenstroom in goede banen te leiden. Hetzelfde gebeurde jaren daarvoor in Terneuzen, waar door de gemeente verkeersborden werden geplaatst om de grote klantenstroom rechtstreeks naar Checkpoint te leiden. Alles leek in orde en iedereen was tevreden.

Ondanks deze voorbeeldige samenwerking tussen coffeeshops en de lokale overheid sloeg hetzelfde gezag onverwacht hard toe. De burgemeester sloot Zanzi nadat circa 10 kilo cannabis was gevonden

Ondanks deze voorbeeldige samenwerking tussen coffeeshops en de lokale overheid sloeg hetzelfde gezag onverwacht hard toe. De burgemeester sloot Zanzi nadat op de eerste verdieping circa 10 kilo cannabis was gevonden. Resultaat: coffeeshops dicht en de lokale overheid keek als lachende derde toe. Wat deed de rechter?

Burgemeester met twee gezichten

De burgemeester wist heel goed dat deze coffeeshop, die enkele kilo’s per dag verkocht maar slechts 500 gram in huis mochten hebben, vele malen per dag moest worden bevoorraad. Dit was met de vergunningen van de overheid nu juist beoogd om straathandel te voorkomen en de openbare orde te behoeden voor ongewenste toestanden. De burgemeester had een actieve rol in de aanwas van klanten van Zanzi door andere coffeeshops in de omgeving te sluiten.

Verkoop niet zonder aanvoer

Het simpele punt waar de burgemeester van Utrecht zijn ogen voor sluit is dat het gedogen van de verkoop van cannabis niet zonder aanvoer kan. De strafrechter stelt de overheid verantwoordelijk voor deze onverenigbare en door de overheid zelf gecreëerde problemen die dit halfslachtige gedoogbeleid oproept. Strafrechters hebben de handdoek in de ring gegooid en spreken de overheid aan op hun verantwoordelijkheid. Maar bestuursrechters oordelen zo flexibel als een blok beton. Resultaat: einde coffeeshops. Dit is de trieste conclusie van de laatste uitspraken die er voor alle coffeeshophouders toe doen.

shutterstock_211080409

Bestuursrechters oordelen zo flexibel als een blok beton. Resultaat: einde coffeeshops

Redelijkheid

Veel burgemeesters (Den Haag, Amsterdam, Leiden, Haarlem, Enkhuizen) staan met beide voeten op de grond en doen niet mee met deze hypocrisie. Zij beseffen dat je een gedoogverklaring in redelijkheid niet kunt afgeven als je niet toestaat dat de gedoogde verkoop van cannabis inherent is met bevoorrading. Zolang sprake is van overtredingen die nu eenmaal noodzakelijk zijn om een coffeeshop te runnen (de aanvoer van het product) en de bedrijfsvoering en boekhouding in orde zijn blijven sancties achterwege. Dit zouden alle bestuursrechters zich ter harte moeten nemen.

Zo niet de burgemeester van Utrecht. Hij reageerde furieus toen bleek dat coffeeshop Zanzi het bestond om een stash aan te houden. Dit gebeurde op de eerste verdieping van de coffeeshop om de kans op overvallen te verkleinen en een permanente en vooral veilige aanvoer te kunnen garanderen.

Hij mocht alleen zijn kiloknaller niet bevoorraden, maar hij mocht wel met medewerking van de burgemeester dagelijks ettelijke kilo’s verkopen

Op zichzelf zou je denken dat de exploitant meer dan voldoende argumenten had om zijn stash op deze wijze aan te houden. Maar toen de politie na een tip een inval deed en ruim tien kilo cannabis aantrof op de eerste verdieping brak de hel los. Dit was niet volgens de regels van het gedoogbeleid, beweerde de burgemeester, hoewel deze moest toegeven dat de eigenaar strikt volgende de gedoogregels zijn coffeeshop exploiteerde. Hij mocht alleen zijn kiloknaller niet bevoorraden, maar hij mocht wel met medewerking van de burgemeester dagelijks ettelijke kilo’s verkopen. Dat klinkt nogal paradoxaal, dus stapte de eigenaar naar de rechter.

Wat oordeelde de rechtbank?

Hoewel de verwachtingen hoog gespannen waren toonden de bestuursrechters geen enkel mededogen met Zanzi. Je zou denken dat een coffeeshophouder die met medewerking van de burgemeester meer dan twee kilo per dag mag verkopen toch ook door een burgemeester in de gelegenheid moet worden gesteld om zijn coffeeshop vele keren per dag te bevoorraden. 500 gram is nu eenmaal in enkele uren uitverkocht. Een stash is daarvoor onontbeerlijk en van alle rechters zou je mogen verwachten dat zij oog hebben voor deze maatschappelijke werkelijkheid.

Wars van realiteit

Waar strafrechters deze ongerijmdheden van de overheid niet langer voor rekening van de coffeeshop laten komen, tonen bestuursrechters zich wars van elk realiteitsbesef en draaien ze mooie bedrijven zonder pardon de nek om.

Bestuursrechters gaan volop mee in deze verkrampte beweging. De burgemeester van Utrecht werd volledig de rechterlijke hand boven zijn hoofd gehouden en mocht de eigenaar van Zanzi slecht levensgedrag verwijten. De rechter spreekt, de burgemeester lacht en de burger verdwaalt in een bos van tegenstrijdigheden.

Bestuursrechters zitten bij de burgemeester op schoot

Een uitgekauwd gezegde in studieboeken van het bestuursrecht luidt dat de rechter niet op de stoel van de burgemeester mag gaan zitten. Daarmee wordt bedoeld dat een rechter geen bevoegdheden van de burgemeester mag uitoefenen en deze alleen op afstand mag toetsen. Trias Politica heet dat. Daarmee krijgt de burgemeester in de praktijk carte blanche, hij mag doen wat hem goeddunkt. De rechter kijkt instemmend toe en grijpt in principe niet in.

v3

Probeer het maar eens uit te leggen: verkopen en laten consumeren van wiet mag wel, het inkopen van diezelfde wiet niet… [illustratie: mihau_m/Shutterstock]

De burgemeester met de Januskop kan zich in de handen wrijven, maar de coffeeshophouder moet zijn personeel ontslaan en zijn bedrijf sluiten

De rechters in Utrecht gingen niet op de stoel van de burgemeester zitten, zij name gedrieën plaats op zijn schoot en knuffelden hem dood. Op slaafse wijze volgden zij de burgemeester in zijn snoeiharde oordeel dat het verstrekken van een vergunning om dagelijks ettelijke kilo’s cannabis te verkopen niet betekent dat je meer dan vijf gram buiten de coffeeshop mag bezitten om bij te vullen. Aanvoer van een kilowinkel is exclusief het probleem van de exploitant, aldus deze redenering.

Vrouwe Justitia is blind voor de werkelijkheid

Vrouwe Justitia draagt een blinddoek en kan dus geen oog hebben voor de realiteit. Dat komt de burgemeester goed uit.

Hetzelfde oordeel velde de hoogste bestuursrechter over een coffeeshop in Groningen enkele weken terug. De Raad van State bepaalde dat een coffeeshop die met achterdeurproblematiek te kampen had op grond van de Wet Bibob gesloten kon worden als de burgemeester dit verordonneerde.

Wet Bibob

Alle feiten die verband houden met de achterdeurproblematiek van coffeeshops kunnen een negatieve rol spelen bij een negatief Bibob-advies. Dat betekent nog steeds dat je de vergunning voor de verkoop van cannabis direct kwijt raakt als er aanwijzingen zijn dat de exploitant zelf betrokken is bij de inkoop. Dat deze inkoop rechtstreeks verband houdt met de verkoop waarvoor een vergunning is afgegeven, deert de rechter niet.

De burgemeester met de Januskop kan zich in de handen wrijven, maar de coffeeshophouder moet zijn personeel ontslaan en zijn bedrijf sluiten.

Nederland van voortrekker naar de achterhoede

Dit is de schamele opbrengst van 40 jaar Nederlands gedoogbeleid. Schrijnend in een tijd van waar de cannabis wereldwijd wordt gelegaliseerd en erkend als genot- en geneesmiddel. Ooit vervulde Nederland een voortrekkersrol voor de legalisering van cannabis. Nu is zijn we beland in een treurig achterhoedegevecht.

Maar liefst 40 jaar touwtrekken over de achterdeur heeft helemaal niets opgeleverd. En weten we nog waar dat touw van is gemaakt? Juist, van hennep.

[openingsfoto: a katz / Shutterstock.com]
(advertentie)