(advertentie)
(advertentie)
(advertentie)

In 2016 bestaat het unieke Nederlandse gedoogbeleid 40 jaar. Maar ook voor die tijd werd er geblowd, schrijft VOC-woordvoerder Derrick Bergman. Later komt er een boek en een tentoonstelling, nu alvast een smakelijk voorproefje van die goeie ouwe tijd met o.a. de eerste coffeeshop, Simon Vinkenoog en de Cotton Club.

Nederlandse cannabiscultuur

Holly-Hazenbos-kaaimannen-bassin-Sarasani-Bron_Oud-Utrecht-april-2010

Holly Hazenbos checkt zijn kaaimannen in coffeeshop Sarasani in Utrecht [bron: Oud Utrecht]

Afgelopen zomer kreeg ik een telefoontje van Jordan Zinovich van de Amerikaanse uitgever Autonomedia, specialist in anarchisme, drugs en andere boeiende zaken. Eerder had ik voor een boek over Nederland in de jaren zestig en zeventig een mini-biografie van Simon Vinkenoog geschreven. Nu vroeg hij om een hoofdstuk over de geschiedenis van cannabis in Nederland tussen 1945 en 1976. De prehistorie van het gedoogbeleid, als het ware.

Een eervolle opdracht en een kolfje naar mijn hand. Ik schrijf niet voor niets al 21 jaar over cannabiscultuur. Ik mag zo’n dertig pagina’s vullen, maar weet nu al dat ik ruimte te kort zal komen. Het wemelt in de begindagen van de moderne Nederlandse cannabiscultuur van de curieuze feiten, smakelijke anekdotes en legendarische figuren.

Sarasani, de 1e coffeeshop

Neem Holly Hasenbos, zoon van een Rotterdamse prostituee die haar kind afstond aan een echtpaar, dat in Utrecht woonde. Daar opent Holly in 1968 Sarasani, de allereerste coffeeshop van ons land. In de werfkelder aan de Oudegracht spelen goeie bands en er is topkwaliteit hasj te koop. In die eerste jaren zit Holly regelmatig maanden vast, dan is Sarasani ‘wegens vakantie gesloten’. Dat verandert als hij een stenen bassin met kaaimannen – Sara en Sani – installeert in de shop. Een blikvanger, maar vooral een veilige stash-plek.

De Cotton Club

Nog verder terug in de tijd belanden we in de Cotton Club aan de Amsterdamse Nieuwmarkt, een kroeg die nog steeds bestaat. Hier kon je al in de vroege jaren vijftig terecht om wiet te kopen. Als je bereid bent om flink wat tijd te investeren; de handel is extreem discreet. Het kan uren en meerdere bezoeken duren voordat je de juiste man hebt gevonden en zijn vertrouwen gewonnen.

Uit deze tijd dateert een citaat uit dagblad Het Vrije Volk, een authentiek stukje vaderlandse reefer madness: “Er wordt in Nederland steeds meer marihuana gerookt. Enkele jaren geleden werd dit verdovende middel nog uitsluitend door kleurlingen gerookt, maar de laatste tijd maken ook jongelieden uit artistieke milieus zich aan het gebruik van dit gevaarlijke goedje schuldig.”

Vrienden van vrienden

De meeste blowers zijn tot ver in de jaren zestig vooral afhankelijk van vrienden en vrienden van vrienden. Als de sixties eenmaal goed op gang komen, reizen steeds meer jongeren naar de traditionele productielanden van cannabis in het Oosten en Zuiden: India, Nepal, Afghanistan, Turkije, Marokko. Een flink deel neemt een kilootje stuff mee terug in de rugzak.

Het is aan ons, de cannabista’s, de blowers en growers en groene ondernemers, om onze cannabiscultuur te koesteren én uit te dragen

Simon_Vinkenoog_Redt_een_kind_1959_001

Simon Vinkenoog hult zich in wietwolken in 1959 [bron: Redt een kind]

Of in een poef, zoals Simon Vinkenoog al in 1959 deed, toen hij Marokko bezocht voor de eerste hulpactie op de Nederlandse tv, ‘Redt een Kind’. Ruim veertig jaar later beschreef hij in een column in EssensiE hoe dat in zijn werk ging. Nadat hem ‘een vertrouwde geur’ tegemoet was gekomen en hij een betekenisvolle blik had gewisseld met de conciërge, werd hij naar een bosje achterin de tuin gebracht ‘waar vier heren rond hun sebsi’s gehurkt zaten en mij met graagte een trekje aanboden’.

Wiet in de pan

Vinkenoog: ‘Telkens opnieuw gevuld, los gevuld, één trekje, leegblazen, nieuwe vulling. Pijpjes rond, voor een hoeveelheidje kon ik terugkomen; mij werd de dag erop een in kranten verpakt boeket van toppen overhandigd. Ik moest me twee middagen in mijn hotelkamer opsluiten om de wiet van grote takken te ontdoen; wat ik overhield stopte ik in de beide zijden van een aangeschafte kleine poef. Mooi zadel! Thuisgekomen vulde  de wiet een grote pan, waaruit een tijdlang goed gerold.’

40 jaar gedoogbeleid

Onze cannabiscultuur is rijk aan prachtige verhalen, die zeker bij het grote publiek vrijwel onbekend zijn. En er komen nog steeds nieuwe verhalen bij, zoals de eerste editie van de HomeGrown Cup in Eindhoven afgelopen zaterdag bewees. Het is aan ons, de cannabista’s, de blowers en growers en groene ondernemers, om onze cannabiscultuur te koesteren én uit te dragen. Daarom ontwikkelt het VOC een reizende tentoonstelling over veertig jaar gedoogbeleid, die volgend jaar op Cannabis Bevrijdingsdag (12 juni) in première zal gaan.

Daarover meer in het nieuwe jaar. Dit is mijn laatste column van 2015: de beste wensen voor alle lezers en makers van RollingStoned voor 2016!

[de openingsfoto is een fragment van de cover van het boek uit 2014 over de Cotton Club, de originele foto is uit 1961 van Ed van der Elsken]
(advertentie)